Vrijspraak doorvoeren van militaire goederen zonder vereiste vergunning: Verdachte is een dienstverlener die niet kan worden aangemerkt als vervoerder
/Gerechtshof Amsterdam 10 juli 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2044
De verdachte verricht op Schiphol als General Sales Agent diensten voor luchtvaartmaatschappijen, in dit geval maatschappij 1. Deze diensten komen in hoofdzaak neer op het verkopen van laadruimte in vliegtuigen ten behoeve van maatschappij 1 aan derden, alsmede enige ondersteunende diensten als het namens maatschappij 1 geven van instructies aan de partij die op Schiphol de vracht afhandelt. Zo is één van de diensten die de verdachte in deze zaak voor maatschappij 1 heeft verleend, het instrueren van de partij die de feitelijke belading en uitlading (afhandeling) van het vliegtuig heeft verzorgd, BV.
Volgens het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten van de verdachte uit: ‘expediteurs, cargadoors, bevrachters en andere tussenpersonen; dienstverlening voor de luchtvaart: het verlenen van diensten, adviezen en management op het gebied van de luchtvaart (luchtagentschap)’.
Op 28 april 2016 heeft een vliegtuig van maatschappij 1 de tenlastegelegde goederen vervoerd van Los Angeles naar Schiphol. De bedoeling was dat de zending vervolgens, na tussenkomst van de verdachte als sales agent en BV als afhandelaar, in een vliegtuig van maatschappij 2 zou worden vervoerd naar de luchthaven van Riyadh in Saoedi-Arabië. Op 29 april 2016 is de zending onderschept en gestopt door de Douane op Schiphol vanwege het ontbreken van een vergunning.
Vrijspraak
Aan de verdachte is, in de kern, tenlastegelegd het in Nederland doorvoeren of laten doorvoeren van militaire goederen zonder de daartoe vereiste vergunning.
Volgens de definitie in artikel 1 Bsg wordt onder doorvoer van goederen het vervoer daarvan verstaan. Dit betekent dat als degene die doorvoert, de vervoerder van de goederen moet worden aangemerkt. Met andere woorden, het in artikel 5 neergelegde verbod is niet gericht tot dienstverleners die aan het vervoer zelf niet hebben deelgenomen.
De verdachte heeft niet het vervoer van de goederen verricht. Dat heeft maatschappij 1 gedaan. De omstandigheid dat de verdachte mogelijk op Schiphol maatschappij 1 kan vertegenwoordigen maakt dat niet anders.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de verdachte bevoegd was een doorvoervergunning aan te vragen. Ook dat maakt de verdachte echter niet tot de vervoerder tot wie de strafbepaling is gericht en die in de tenlastelegging is bedoeld.
Voor zover de steller van de tenlastelegging met de term ‘laten doorvoeren’ heeft bedoeld te verwijzen naar een deelnemingsvorm als het doen plegen van de handeling, geldt dat niet is gebleken dat de verdachte maatschappij 1 of een andere partij de opdracht heeft gegeven tot het vervoeren van de zending.
Ook het door de verdachte medeplegen van de doorvoer is niet bewezen. De door de verdachte verrichte dienstverlening heeft wel ten dienste gestaan van het vervoer, maar maakt de verdachte niet tot medevervoerder.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Lees hier de volledige uitspraak.