Vrijspraak meerdere oplichtingen nu niet kan worden bewezenverklaard dat de aangevers door één of meer oplichtingsmiddelen tot afgifte van geld zijn bewogen
/Rechtbank Rotterdam 13 juli 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:6494
Vrijspraak - 09/090877-23 feit 2 (oplichting van naam01)
Voor een veroordeling voor oplichting is vereist dat bewezen kan worden dat de Verdachte een of meer van de in artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) genoemde oplichtingsmiddelen heeft gebruikt om daarmee een ander te bewegen tot afgifte van een goed. In de tenlastelegging is de feitelijk aan de Verdachte verweten gedraging dat hij aangever naam01 één of meer aanbetalingen heeft laten doen voor de aankoop en snelle levering van een bestelbus, wetende dat hij de bestelbus niet kon leveren. Andere gedragingen waardoor de aangever zou zijn bewogen die aanbetaling te doen zijn niet ten laste gelegd. Alleen het vragen om één of meer aanbetalingen voor de aankoop en snelle levering van een bestelbus levert geen valse hoedanigheid, listige kunstgrepen of samenweefsel van verdichtsels op. In de kern komt het er op neer dat de Verdachte zich heeft gepresenteerd als een bonafide verkoper, waardoor de aangever zich heeft laten misleiden. Nu een enkele leugen niet voldoende is om oplichting zoals bedoeld in artikel 326 Sr te kunnen aannemen, spreekt de rechtbank de Verdachte vrij van dit feit.
Vrijspraak - 10/156979-23 feiten 1, 2 en 3 (oplichting van naam02, naam03 en naam04)
Ook in dit geval is voor een veroordeling voor oplichting vereist dat de Verdachte gebruik heeft gemaakt van een (of meer) van de in artikel 326 lid 1 Sr genoemde oplichtingsmiddelen, om hierdoor een ander te bewegen tot afgifte van een goed.
De Verdachte heeft op Facebook Marketplace een wasmachine en een wasdroger te koop aangeboden onder de naam van naam05. Aangevers naam02, naam03 en naam04 hebben vervolgens contact opgenomen met de Verdachte om de wasmachine (en in het geval van naam02 tevens de wasdroger) te kopen. Op verzoek van de Verdachte zijn naam02 en naam03 naar het opgegeven adres gekomen om daar een contante aanbetaling te doen, onder toezegging van de Verdachte dat levering later zou volgen. naam04 heeft de aanbetaling giraal overgemaakt. De Verdachte heeft de wasmachines (en in het geval van naam02 tevens de wasdroger) nooit geleverd.
Hoewel de feitelijke gedragingen in de tenlastelegging te bewijzen zijn, kan niet worden vastgesteld dat deze aangevers zich door een van de oplichtingsmiddelen als bedoeld in artikel 326 Sr, te weten een valse naam, een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels, hebben laten bewegen tot afgifte van het geldbedrag. Nergens blijkt uit dat de valse naam en/of de aanwezigheid van de “broer” de aangevers hebben bewogen tot het doen van de aanbetaling.
Weliswaar zijn de aangevers in deze zaak bedrogen door de Verdachte, maar dat valt in deze vorm niet onder de strafbaarstelling van oplichting. De rechtbank spreekt de Verdachte daarom vrij van het onder 10/156979-23 feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Lees hier de volledige uitspraak.