Vrijspraak van het in ontvangst nemen, opslaan en verwerken van groenafval zonder vergunning

Rechtbank Overijssel 17 november 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:3673

Uit onderzoek door de politie (team Milieu) in samenwerking met de Fryske Utfieringstsjinst Milieu en Omjouwing (hierna: FUMO) is gebleken dat loof van onder meer tomatenplanten, afkomstig van meerdere Friese groente- en fruittelers, werd geleverd aan bedrijven die niet over de vereiste vergunning beschikten om afval van buiten de inrichting te mogen ontvangen, opslaan, bewerken of verwerken.

In december 2018 is door een verbalisant van de FUMO met kunststoffen verontreinigd loof aangetroffen bij het bedrijf 1. De eigenaar van dat bedrijf, naam, verklaarde dat hij dit loof had geleverd gekregen van de bedrijf 2. Bedrijf 2 bleek op te treden als handelaar/secundaire ontdoener van het loof tussen de telers en de uiteindelijke ontvangers. Uit opgevraagde gegevens van het Landelijk Meldpunt Afval (hierna: LMA) bleek vervolgens dat, naast de afgifte van loof aan naam, ook afgifte van loof op de locatie adres te plaats werd gemeld. Op dit adres is, onder meer, verdachte gevestigd. Verder is gebleken dat de bedrijf 3 optrad als bemiddelaar tussen bedrijf 2 en de uiteindelijke afnemer van het loof. Naar aanleiding van de bovengenoemde informatie is de politie een nader onderzoek gestart naar (onder meer) verdachte.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het innemen van verontreinigd loof, zonder te beschikken over de vereiste omgevingsvergunning. Zij heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 8.000, waarvan € 3.000 voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

Het standpunt van de verdediging

Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hij is van mening dat hij geen afval, althans verontreinigd loof heeft ingenomen en verwerkt. Het ging om strooisel, bestaande uit schoon tomatenblad. Voordat het strooisel werd gebruikt, werd de geringe hoeveelheid klosjes nylon, die tussen het blad werd aangetroffen, daaruit verwijderd.

Het oordeel van de rechtbank

Feiten en omstandigheden

De rechtbank heeft uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld.

Uit het dossier komt naar voren, en dat wordt door verdachte ook niet betwist, dat verdachte niet beschikt over een vergunning die maakt dat zij bevoegd is tot het innemen, het opslaan en het verwerken van afval. Ook staat vast dat in de periode van oktober 2017 tot en met december 2017 loof van (onder meer) tomatenplanten werd afgeleverd op de locatie de adres.

Blijkens gegevens uit het handelsregister zijn op het adres de adres te plaats twee ondernemingen gevestigd. Dat zijn verdachte, opgericht in 1977, en de eenmanszaak van bestuurder, genaamd bedrijf 4, opgericht in 1985. Uit de uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt verder dat bedrijf 4 niet alleen de naam van de eenmanszaak van bestuurder is, maar ook één van de handelsnamen van verdachte.

Op de creditfacturen die werden verzonden door de bedrijf 3 wordt melding gemaakt van de levering van plantenstrooisel. Deze facturen werden gericht aan bedrijf 4 en de op de facturen vermelde geldbedragen werden overgemaakt op rekeningnummer van verdachte.

Uit gegevens van het LMA blijkt verder dat de bedrijf 2 melding heeft gemaakt van de levering van een grote hoeveelheid ‘afval van plantaardige weefsels en/of voor consumptie of verwerking ongeschikt materiaal’ aan ‘ bedrijf 5 ’, gevestigd aan de adres te plaats. Ter terechtzitting heeft bestuurder daarover verklaard dat 40 jaar geleden inderdaad een autosloperij stond ingeschreven aan de adres te plaats. Dat was destijds een eenmanszaak van bestuurder. Het is niet duidelijk geworden of de autosloperij een bedrijfsnummer had om afval te mogen verwerken.

Verder is uit het dossier gebleken dat op 23 oktober 2001 door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijefurd aan bestuurder een milieuvergunning werd verleend voor het kunnen uitbreiden van de al bestaande inrichting aan de adres te plaats, met een stal voor het houden van zoogkoeien en stieren. Zowel verdachte als de eenmanszaak waren destijds al opgericht. In de bij de vergunning behorende ‘Melding Activiteitenbesluit’ is te lezen dat bestuurder melding maakt van “het veranderen van het bedrijf verdacht bedrijf B.V.” en dat onder ‘bedrijfsgegevens’ de naam van verdachte werd vermeld. Bij die bedrijfsgegevens is ook een nummer vermeld waaronder de onderneming bij de Kamer van Koophandel is ingeschreven. Echter, dat nummer betreft niet genoemde vennootschap, maar is het nummer waaronder de eenmanszaak bedrijf 4 in het handelsregister is ingeschreven.

Bestuurder heeft bij de politie verklaard, voor zover relevant, dat hij tomatenblad heeft ontvangen van bedrijf 3 en dat hij dat heeft gebruikt als strooisel ter vervanging van stro. Op de vraag wie het plantenstrooisel heeft ontvangen heeft bestuurder geantwoord: “Volgens mij op de eenmanszaak bedrijf 4 en anders verdacht bedrijf B.V. maar dat weet ik niet.” Op de vraag op welke rekening de vergoeding werd ontvangen en op wiens naam deze rekening staat, heeft bestuurder geantwoord: “Ik heb twaalf bankrekeningen. Ik weet niet meer op welke bankrekening het is ontvangen. Ik denk dat het de ABN Amro bank is. Dat is een rekening op naam van verdacht bedrijf B.V. Het rekeningnummer eindigt op 530. Ik weet dat niet zeker.” Ter terechtzitting heeft bestuurder nogmaals verklaard dat hij niet weet of het strooisel werd geleverd aan de eenmanszaak of aan verdachte.

Overwegingen en conclusies

De rechtbank stelt vast dat verdachte is gevestigd aan het adres aan de adres te plaats, dat verdachte niet beschikt of heeft beschikt over een vergunning om afval van buiten de inrichting te mogen ontvangen, opslaan, bewerken of verwerken en dat in de periode van oktober 2017 tot en met december 2017 een grote hoeveelheid plantenstrooisel werd geleverd op het adres te plaats.

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of kan worden vastgesteld dat met die levering het plantenstrooisel aan verdachte werd geleverd en verdachte, kort gezegd, dat strooisel in ontvangst heeft genomen en daarmee ook voor het overige heeft gehandeld zoals ten laste is gelegd. Zij overweegt daartoe het volgende.

Zowel de eenmanszaak bedrijf 4 als verdachte zijn gevestigd op het adres aan de adres te plaats. Beide ondernemingen maken bovendien gebruik van de naam van de eenmanszaak en de door hen ontplooide bedrijfsactiviteiten zijn volgens de gegevens uit het handelsregister identiek. Op pagina 8 005 van het proces-verbaal JM37 uit zaaksdossier 3 van het onderzoek CETO van 8 april 2021 worden verdacht bedrijf B.V. “en/of” de eenmanszaak bedrijf 4 als verdachte aangemerkt, waarbij is vermeld dat verdachte in dat proces-verbaal wordt aangeduid als “ bestuurder ”. Uit dat proces-verbaal en ook overigens uit het dossier kan echter niet worden gedestilleerd of de ten laste gelegde gedragingen hebben plaatsgevonden binnen genoemde eenmanszaak, dan wel dat zij plaatsvonden in de sfeer van genoemde rechtspersoon, thans verdachte.

De stelling dat het verdachte was die het plantenstrooisel in ontvangst nam, vindt onvoldoende steun in het dossier. De rechtbank heeft, gelet op de verklaringen van bestuurder en het feit dat de eenmanszaak en verdachte dezelfde naam gebruiken en onder dezelfde (handels)naam en met identieke ondernemingsactiviteiten geregistreerd waren, juist aanleiding om daaraan te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank had nader (boeken)onderzoek mogelijk inzichtelijk kunnen maken welke onderneming gevestigd op het adres aan de adres te plaats de ten laste gelegde handelingen met het strooisel heeft verricht, dan wel dat sprake is van zodanige omstandigheden dat (een of meer van de) tenlastegelegde gedragingen binnen de sfeer van verdachte hebben plaatsgevonden dan wel anderszins aan verdachte kunnen of moeten worden toegerekend. Niet gesteld of gebleken is dat dergelijk onderzoek werd uitgevoerd.

Daarbij komt nog het volgende. Een aanwijzing dat het strooisel aan verdachte werd geleverd, en daarmee dat de verdachte de ten laste legde gedragingen heeft verricht, zou kunnen zijn dat de betalingen voor het ontvangen van het plantenstrooisel werden overgemaakt op de bankrekening van verdachte. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank dit niet van doorslaggevend belang voor het antwoord op de vraag of verdachte de haar verweten gedragingen met betrekking tot het strooisel heeft verricht. Voor de (goederenrechtelijke) overdracht van het strooisel is niet vereist dat de overeengekomen prijs wordt betaald aan de ontvanger van het strooisel. Er kan ook (bevrijdend) worden betaald aan een derde die in plaats van de ontvanger bevoegd is tot het ontvangen van de betaling, bijvoorbeeld in het geval dat de betaling op aanwijzing of verzoek van de schuldeiser (ook) kan plaatsvinden door overmaking op de bankrekening van een derde. De rechtbank is bij deze stand van zaken dan ook van oordeel dat ook het feit dat de bedragen aan verdachte werden overgemaakt zowel op zichzelf als bezien in samenhang met de andere hiervoor genoemde omstandigheden en wat daarover hiervoor is overwogen niet kan leiden tot de conclusie dat verdachte de ontvanger van het strooisel was en daarmee de overige ten laste gelegde handelingen heeft verricht.

Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene was die de ten laste gelegde gedragingen heeft gepleegd. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat niet kan worden bewezenverklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en zal haar daarvan vrijspreken.

Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, is de rechtbank van oordeel dat de vraag of het (al dan niet verontreinigde) plantenstrooisel kan worden gekwalificeerd als afval in de zin van de Wet milieubeheer, onbesproken kan blijven.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^