Vrijspraak van verduistering: hoewel gang van zaken ongebruikelijk en niet transparant is kan hof alternatieve scenario niet uitsluiten

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 juli 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6847

De verdachte heeft privéaankopen van de bankrekening van de hockeyvereniging betaald. Ook heeft verdachte bedragen gepind van die bankrekening. Verdachte heeft verklaard, dat hij bedragen die hij heeft voorgeschoten of die hij tegoed had wegens zijn werkzaamheden binnen de hockeyclub, weer heeft teruggeboekt naar zichzelf of verrekend door betalingen te doen vanaf de rekening van de club ten behoeve van zichzelf.

Vrijspraak

De advocaat-generaal acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij voert aan dat er in de administratie geen kwitanties zijn aangetroffen, die het alternatieve scenario van verdachte steunen. Er is voorts geen reden om te twijfelen aan de verklaring van getuige penningmeester of aan de volledigheid van het politieonderzoek. De décharge is alleen verleend ten aanzien van de stukken die aan de kascommissie zijn voorgelegd.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte had toestemming om de gelden op te nemen of over te maken vanwege een soort van “rekening-courant afspraken” die door de medebestuurders en (kas-) commissieleden met hem waren gemaakt: verdachte schoot vanwege financiële problemen van club gelden voor, verrichtte werkzaamheden en maakte onkosten, die hij later weer verrekende met opnames of uitgaven van clubmiddelen voor privédoeleinden. De hockeyclub hanteerde ook naar anderen dergelijke onorthodoxe manieren om vergoedingen uit te betalen en contante betalingen te verrichten, zoals blijkt uit een aantal overgelegde emailberichten over vrijwilligersvergoedingen. De verdediging acht de ontkennende getuigenverklaring van penningmeester met betrekking tot de geschetste financiële gang van zaken volstrekt ongeloofwaardig; uit geen van de verslagen van de Algemene Ledenvergadering of andere financiële stukken blijkt van tekorten die het gevolg zouden zijn van malversaties van verdachte. Bovendien verleende de kascontrolecommissie jaarlijks décharge, waarbij de financiële situatie van de club uitvoerig werd besproken. De ingediende administratie van de vereniging is tot slot aantoonbaar onvolledig waardoor de grondslag aan de verdenking komt te ontvallen.

Het hof overweegt het volgende. Verdachte heeft consequent verklaard dat hij wegens financiële problemen van de hockeyclub bedragen heeft moeten voorschieten. De bedragen die hij heeft voorgeschoten of die hij tegoed had wegens zijn werkzaamheden binnen de hockeyclub, boekte hij vervolgens weer terug naar zichzelf of werden verrekend door vanaf de rekening van de club betalingen te doen ten behoeve van zichzelf. Volgens verdachte waren de overige bestuursleden op de hoogte van deze gang van zaken en werd deze handelswijze ook goedgekeurd. Aldus heeft verdachte hetgeen aan hem is tenlastegelegd bestreden met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen die niet stroken met een bewezenverklaring.

Een rechter zal, indien hij desondanks tot een bewezenverklaring komt, die alternatieve gang van zaken dienen te weerleggen. Dat kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of vermelding, al dan niet in een nadere bewijsoverweging, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing van de verdachte uitsluiten. Een dergelijke weerlegging is echter niet steeds vereist. In voorkomende gevallen zal de rechter ter weerlegging kunnen oordelen dat de door de verdachte gestelde alternatieve toedracht niet aannemelijk is geworden dan wel dat de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld. Ten slotte kunnen zich gevallen voordoen waarin de lezing van de verdachte zo onwaarschijnlijk is, dat zij geen uitdrukkelijke weerlegging behoeft.

Ter onderbouwing van de alternatieve lezing van verdachte heeft de raadsvrouw van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep een aantal bijlages bij haar pleitnotities ingebracht. Uit hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht middels de pleitnotities en dan met name de hiervoor (deels) weergegeven bijlage 2, blijkt dat er binnen de hockeyvereniging sprake was van meerdere onduidelijke geldstromen. Uit de verscheidene e-mailberichten volgt dat de bestuurders en commissieleden zochten naar allerlei manieren om de vastgestelde maximale vrijwilligersbijdrage te omzeilen, bijvoorbeeld door meerdere vrijwilligerscontracten af te sluiten eventueel onder andere namen dan die van de begunstigde zelf. Nu hiermee naar het oordeel van het hof vast staat dat het met de vastgestelde maximale vrijwilligersbijdrage niet erg nauw werd genomen, is naar het oordeel van het hof niet onaannemelijk dat ook op het gebied van andere financiële aangelegenheden werd gehandeld op een wijze zoals door verdachte geschetst. Alhoewel de betreffende e-mailberichten dateren van voor de tenlastegelegde periode en slechts zien op de vrijwilligersbijdrage, bieden zij dan ook in zoverre wel steun aan de alternatieve lezing van verdachte dat de door hem geschetste (financiële) gang van zaken binnen de hockeyclub niet ongebruikelijk was.

Het hof merkt daarbij het volgende op. Ondanks de vaststelling dat er sprake was van verschillende (onduidelijke) geldstromen, blijkt uit de administratie van de hockeyclub niet hoe voorgenoemde geldstromen exact georganiseerd werden. Dat uit die administratie ook de handelswijze van verdachte niet duidelijk naar voren komt, is daarmee niet meer zonder meer redengevend voor het bewijs.

Hoewel voormelde gang van zaken ongebruikelijk, niet transparant en uit financieel oogpunt niet correct is en zulks mitsdien de nodige vragen oproept, kan het hof – met name tegen de achtergrond van de in hoger beroep ingebrachte producties – het alternatieve scenario van verdachte niet uitsluiten of als niet aannemelijk, ongeloofwaardig of onwaarschijnlijk ter zijde schuiven, terwijl het voorts niet zonder meer wordt weerlegd door de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.

Alles overwegende heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Het vorenstaande sluit overigens niet uit dat verdachte (en de overige bestuurs- en commissieleden) mogelijk wel civielrechtelijk (bestuurdersaansprakelijkheid) verantwoordelijk kan (kunnen) worden gehouden voor zijn (hun) handelingen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^