Vrijspraak voor het feitelijk leidinggeven aan het niet melden van meldingsplichtige transacties

Rechtbank Amsterdam 22 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:2599

De rechtbank kan op basis van het dossier vaststellen dat naam in de ten laste gelegde periode niet (tijdig) melding heeft gemaakt van meerdere ongebruikelijke transacties. Verdachte was destijds (middellijk) bestuurder van naam Voor feitelijk leidinggeven aan het niet nakomen van de meldplicht moet worden bewezen dat verdachte op dat niet melden opzet heeft gehad. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte doelbewust beleid heeft gevoerd op het niet nakomen van de meldplicht. Van ‘vol’ opzet is dan ook geen sprake.

Voorwaardelijk opzet is ook voldoende voor een bewezenverklaring. Dit betekent dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de meldplicht niet werd nagekomen. Voor het vaststellen dat die aanmerkelijke kans is aanvaard moet aan drie voorwaarden zijn voldaan:

Door het handelen of nalaten van verdachte is een aanmerkelijke kans ontstaan dat de transacties ten onrechte niet werden gemeld;

Verdachte wist op het moment van handelen of nalaten dat hij daardoor die aanmerkelijke kans in het leven zou roepen. Met andere woorden; hij was zich van die aanmerkelijke kans bewust;

Verdachte heeft die aanmerkelijke kans ten tijde van zijn handelen of nalaten aanvaard of op de koop toe genomen.

Uit het procesdossier en op de zitting is gebleken dat verdachte het melden van ongebruikelijke transacties had gedelegeerd aan boekhouder, de boekhouder van naam boekhouder was op de hoogte van de regelgeving en hoe daaraan te voldoen. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat boekhouder goed was in zijn werk, verdachte wekelijks contact had met hem en er geen enkele reden was om te twijfelen aan zijn werk. Er vonden zoveel meldingsplichtige transacties plaats dat wekelijks Wwft meldingen werden gedaan. Op de zitting verklaarde verdachte nog steeds niet te weten of te begrijpen hoe het kan dat de transacties in de tenlastelegging niet gemeld zijn. boekhouder heeft bij verdachte nooit aangegeven dat het hem niet lukte om de meldingen tijdig te doen of dat er omstandigheden waren waardoor boekhouder zijn werk niet goed kon uitvoeren. Verdachte heeft daarom volledig op boekhouder vertrouwd en had geen enkele aanleiding om aan te nemen dat de meldingen van ongebruikelijke transacties niet of niet tijdig werden gedaan.

De rechtbank vindt gelet op deze feiten en omstandigheden dat door het handelen of nalaten van verdachte geen aanmerkelijke kans op het niet naleven van de Wwft is ontstaan. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^