Vrijspraak witwassen: geen sprake van ‘verbergen’ of ‘verhullen’ bij ontvangst bedrag op rekening en doorstorten
/Rechtbank Noord-Nederland 27 januari 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:189
Verdachte wordt vrijgesproken van witwassen. Er is 145.000 euro op haar rekening gestort. Dit bedrag was afkomstig van fraude. Dat wist verdachte ook op het moment dat het geld op haar rekening werd gestort. Niet is gebleken dat zij een strafrechtelijk relevante bijdrage heeft geleverd aan het misdrijf. Verdachte heeft op dezelfde dag 100.000 euro gestort op de spaarrekening van haar zoon en 43.000 euro overgemaakt naar de rekening van haar ouders. Het overige deel van het geld heeft zij uitgegeven. Verdachte zat in de schuldsanering en kreeg bij haar financiële zaken ondersteuning van een bewindvoerder.
Rb: Om tot een bewezenverklaring van witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis, eerste lid, onder a Sr te komen, moet sprake zijn van ‘verbergen’ of ‘verhullen’. De rechtbank is van oordeel dat het handelen verricht door verdachte zelf niet kan worden aangemerkt als ‘verbergen’ of ‘verhullen’ van de aard of herkomst van het bedrag dat zij op haar rekening kreeg gestort dan wel dat zij hiermee heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende van dat bedrag was.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het feit onder parketnummer 18/098176-20 veroordeling gevorderd voor opzetwitwassen en heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte de werkelijke aard en herkomst van het geldbedrag heeft verhuld, terwijl zij wist dat het geld uit misdrijf verkregen was.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 18/098176-20 op het standpunt gesteld dat de bestanddelen verbergen en verhullen niet bewezen kunnen worden verklaard. Volgens de raadsvrouw kan wel bewezen worden verklaard dat verdachte het geldbedrag voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 18/293934-20 heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd. Verdachte heeft ter zitting over dat feit verklaard dat zij dacht dat zij aan haar inlichtingenplicht had voldaan, omdat zij haar bewindvoerder op de hoogte had gebracht van de storting. Oordeel van de rechtbank
Beoordeling rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder parketnummer 18/098176-20 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij door haar handelen de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding of verplaatsing van het geldbedrag heeft verborgen of verhuld of dat zij heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op het geld was of wie het bedrag voorhanden had.
Juridisch kader
De rechtbank moet beoordelen of het handelen van verdachte valt onder de strafbaarstelling van artikel 420bis, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Om tot een bewezenverklaring van witwassen zoals bedoeld in artikel 420bis, eerste lid, onder a Sr te komen, moet sprake zijn van ‘verbergen’ of ‘verhullen’. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het hierbij gaat om handelingen die tot doel hebben en geschikt zijn om te verbergen of te verhullen. Bepalend voor de strafbaarheid is het effect van het handelen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad hebben ‘verbergen’ en ‘verhullen’ betrekking op gedragingen die erop zijn gericht het zicht te bemoeilijken op de aard, herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing van een voorwerp of ‘verbergen’ en ‘verhullen’ hebben betrekking op gedragingen die erop zijn gericht het zicht te bemoeilijken op wie de rechthebbende van het voorwerp is dan wel wie dat voorwerp voorhanden heeft. Die gedragingen moeten tevens geschikt zijn om dat doel te bereiken. Er is sprake van witwassen in de zin van artikel 420bis, eerste lid, onder a Sr als het verbergen of verhullen erop is gericht de criminele herkomst aan het zicht van politie en justitie te onttrekken.
Feiten en omstandigheden
Op 22 juni 2018 is een geldbedrag van 145.000 euro op de leefgeldrekening van verdachte gestort. Uit het onderzoek is gebleken dat dit bedrag afkomstig was van fraude. Verdachte heeft verklaard dat zij op het moment dat het geld op haar rekening werd gestort, wist dat het van fraude afkomstig was. Niet is gebleken dat verdachte een strafrechtelijk relevante bijdrage heeft geleverd aan het misdrijf waaruit het geldbedrag afkomstig is. Verdachte heeft op dezelfde dag 100.000 euro gestort op de spaarrekening van haar zoon en 43.000 euro overgemaakt naar de rekening van haar ouders. Het overige deel van het geld heeft zij uitgegeven. Verdachte zat in de schuldsanering en kreeg bij haar financiële zaken ondersteuning van een bewindvoerder.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het handelen verricht door verdachte zelf niet kan worden aangemerkt als ‘verbergen’ of ‘verhullen’ van de aard of herkomst van het bedrag dat zij op haar rekening kreeg gestort dan wel dat zij hiermee heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende van dat bedrag was. Verdachte heeft een deel van het geld gestort op de rekening van haar ouders, een deel van het geld op de spaarrekening van haar zoon gezet en een deel uitgegeven. De rechtbank heeft niet de overtuiging dat verdachte deze handelingen heeft verricht met het doel om de criminele herkomst van het geld aan het zicht van politie en justitie te onttrekken. De gedragingen van verdachte zijn overigens ook niet geschikt om dat doel te bereiken. Zij heeft een bewindvoerder die inzicht heeft in haar bankrekening en op haar bankrekening is zichtbaar naar wie ze de bedragen heeft overgeboekt en waar en wanneer zij geld heeft uitgegeven of bij een betaalautomaat opgenomen. Haar handelen kon daarom niet tot effect hebben dat opsporende instanties de aard, herkomst of rechthebbende van het geld moeilijker zouden kunnen achterhalen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 18/098176-20 tenlastegelegde.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat verdachte het geldbedrag van 145.000 euro wel voorhanden heeft gehad en een gedeelte van het bedrag heeft omgezet. Deze handelingen, die strafbaar zijn gesteld bij artikel 420bis, eerste lid, onder b Sr, zijn echter niet aan verdachte ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bijstandsfraude.
Strafoplegging
Verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 40 voorwaardelijk.
Lees hier de volledige uitspraak.