Wat geldt als redelijke termijn bij tweede beroep in cassatie?
/Centrale Raad van Beroep 16 november 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2912
Appellante heeft tot slot een verzoek om schadevergoeding gedaan in verband met overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
In beginsel is de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan vier jaar heeft geduurd.
Voor de berechting van een zaak in cassatie heeft als uitgangspunt te gelden dat de Hoge Raad binnen twee jaar nadat beroep in cassatie is ingesteld uitspraak dient te doen.
Indien de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigt en het geding verwijst, heeft als uitgangspunt te gelden dat de verwijzingsrechter uitspraak doet binnen een jaar na het arrest van de Hoge Raad.
De Raad ziet aanleiding om te bepalen dat als uitgangspunt geldt dat de Hoge Raad bij een tweede beroep in cassatie uitspraak doet binnen een periode van een jaar. De Raad ziet eveneens aanleiding om de termijn waarbinnen uitspraak dient te worden gedaan nadat de Hoge Raad een arrest na een tweede beroep in cassatie heeft gewezen te bepalen op een jaar. De redelijke termijn is in beginsel dus niet overschreden als de procedure in haar geheel niet langer dan negen jaar heeft geduurd.
Lees hier de volledige uitspraak.