Wetenschap van hawala-bankier, die beschikking heeft gehad over grote contante geldbedragen die in plastic zakken werden vervoerd naar Engeland, dat geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren?
/Hoge Raad 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:984
De verdachte is wegens “medeplegen van witwassen”, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.
Middel
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ontoereikend is gemotiveerd, onder meer omdat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Beoordeling Hoge Raad
Het Hof heeft in het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a Sv ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"verdachte heeft verklaard dat hij in het kader van Wahala bankieren op 8 januari 2010, 22 januari 2010 en 25 januari 2010 geld heeft laten afgeven bij A. Er is bij deze verdachte een document (een memoboekje) gelijkend op een administratie aangetroffen met daarin namen en bedragen. (...)
De verdediging heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij zich refereert aan het oordeel van het hof met betrekking tot de vragen of zonder redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte betrokken is geweest bij de door de rechtbank bewezen transacties en of in die gevallen ook sprake is geweest van geld dat van misdrijf afkomstig is. Verdachte ontkent echter dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was. Verdachte was hawala-bankier en wist niet en heeft ook de aanmerkelijke kans niet aanvaard dat het geld dat hij had ontvangen van misdrijf afkomstig was. Tevens stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte geen bijzondere onderzoeksplicht had en als hij deze al had dat die niet verder reikte dan te onderzoeken met welke partners hij handelde. Verdachte wist met welke partners hij handelde, namelijk een B. verdachte was dan ook in de veronderstelling dat hij met een legaal bedrijf zaken deed. Hij had dan ook geen redelijk vermoeden hoeven te hebben dat het geld niet legaal was. Bij het awala-bankieren is het gebruikelijk dat men met grote sommen geld over straat gaat, dit zegt niets over de herkomst van dat geld. De verdediging verwijst verder naar het arrest van dit hof van 30 januari 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:252, waarbij verdachte in een nagenoeg identieke zaak is vrijgesproken van witwassen. De verdediging verzoekt dan ook verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde witwassen. (...)
Het hof overweegt als volgt.
Uit het bekijken van camerabeelden is gebleken dat op 8, 22 en 25 januari 2010 in een plastic tas geldbedragen door twee medewerkers van C, betrokkene 1 en/of betrokkene 2 zijn afgeleverd bij A. Die geldbedragen zijn door betrokkene 3, betrokkene 4 dan wel betrokkene 5 geteld.
Betrokkene 6 heeft op 2 december 2010 een verklaring afgelegd dat de geldbedragen van €60.000 op 8 januari 2010, €20.000 op 22 januari 2010 en €200.000 op 25 januari 2010 naar A zijn gebracht. Het geld zou een betaling 'buiten de boeken om' vormen, bedoeld ter betaling van goederen die zonder facturen en papieren waren geleverd vanuit Engeland. De betalingen konden niet via de bank. Het geld moest naar ' verdachte ' worden gebracht. Het waren geen officiële betalingen met facturen. Met verdachte bedoelt betrokkene 6 verdachte. Het hof stelt op basis van de verklaring van betrokkene 6, de verzender van het geld, vast dat het geld afkomstig is van een (fiscaal) misdrijf en dat dit bestemd was voor verdachte, die over het geld ook de beschikkingsmacht had.
De volgende vraag waarover het hof zich dient te buigen is of verdachte wist dan wel moest weten dat het geld van misdrijf afkomstig was.
Verdachte heeft in zijn schriftelijke verklaring van 11 oktober 2017 verklaard dat hij hawala-bankier was en dat in die hoedanigheid geld aan hem werd gegeven. Bij verdachte is ook een memoboekje aangetroffen dat op een administratie lijkt met namen en bedragen. Drie van die data met de daarachter genoemde namen en bedragen in dit boekje komen overeen met de transacties waarvan betrokkene 6 heeft verklaard dat hij deze naar verdachte heeft gezonden. Het hof gaat er dan ook vanuit dat verdachte daadwerkelijk een hawala-bankier was.
Verdachte heeft tevens in zijn schriftelijke verklaring verklaard dat hij niet wist dat het bij voornoemde bedragen ging om crimineel geld. Hij dacht dat de mensen van de B business, bankierden via hawala, omdat ze dat gewend waren. In Pakistan en onder Pakistani is dit een gebruikelijke manier van zakendoen, aangezien het goedkoper, sneller en gemakkelijker is.
Het hof stelt voorop dat gelden die via het systeem van hawala-bankieren worden verzonden slechts dan kunnen worden aangemerkt als 'afkomstig (...) uit enig misdrijf' in de zin van de art. 420bis en 420quarter Sr indien zij afkomstig zijn van een misdrijf gepleegd voorafgaand aan het verwerven en/of voorhanden hebben en/of het overdragen daarvan.
Bij hawala bankieren kunnen echter ook van misdrijf afkomstige gelden van hand tot hand gaan. In de Memorie van Toelichting bij het voorstel van de Wet inzake de geldtransactiekantoren (Kamerstukken II 2001-2002, 28 229, nr. 3) wordt ook opgemerkt dat in de praktijk is gebleken dat geldtransfers witwasgevoelig zijn en ook voor het witwassen van misdaadgelden worden gebruikt.
Het hof stelt vast dat het ging om geldbedragen afkomstig uit Nederland die bestemd waren voor Engeland; landen die beide een veilig en betaalbaar bancair systeem voor legale betalingen hebben. Door verbalisanten is onderzoek gedaan naar de werking van het girale betalingsverkeer (Z5 255).
Hieruit blijkt dat een internetbetaling die op een werkdag voor 12.00 uur is aangeleverd nog diezelfde dag aangeboden wordt aan de bank van de begunstigde. Bij de meeste banken wordt de betaling vervolgens nog diezelfde dag bijgeschreven op de rekening van de begunstigde. Met een telefonische spoedoverboeking is het geld binnen anderhalf uur bijgeschreven op de rekening van de begunstigde.
Het laat zich dan ook moeilijk indenken dat het geld via hawala-bankieren veel sneller bij de begunstigde zou zijn. Verbalisanten hebben ook gekeken naar de kosten van girale overboekingen. Een standaard overboeking is voor de begunstigde in het geval van ING 14 eurocent per bijschrijving en voor degene die de betaling doet 7 eurocent. De kosten voor een telefonische spoedoverboeking zijn bij ING 75 eurocent per bijschrijving. Degene die de betaling doet betaalt €9,75 voor een telefonische spoedbetaling en €4,40 voor een elektronische aangeleverde opdracht. Bij andere banken zullen de kosten niet heel veel hoger zijn. Verdachte heeft in zijn schriftelijke verklaring verklaard dat hij per transactie €100/€120 betaald kreeg. Overwogen wordt dan ook dat hawala-bankieren binnen Europa waar een veilig en betaalbaar bancair systeem bestaat, geen grote (legale) voordelen heeft.
Het hof is van oordeel dat nu het om (zeer) grote contante geldbedragen gaat met bestemming Engeland, geldbedragen (notabene in drie aparte zendingen) die door medewerkers van C werden vervoerd in plastic tassen - met alle risico's en kosten van dien - waarbij voor dit hawala-bankieren geen evidente voordelen naar voren gebracht zijn of gebleken ten opzichte van de snellere en goedkopere wijze van transfer(s) via een gewone bankoverschrijving, de verdachte naar het oordeel van het hof bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de contante gelden van misdrijf afkomstig zijn.
Het verweer dan ook wordt verworpen."
De aanvulling op het verkorte arrest houdt in:
"Nadere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij zich refereert aan het oordeel van het hof met betrekking tot de vragen of zonder redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte betrokken is geweest bij de door de rechtbank bewezen transacties.
Het hof heeft ten aanzien van die betrokkenheid in het verkort arrest vastgesteld dat de verdachte heeft verklaard dat hij in het kader van Hawala bankieren op 8 januari 2010, 22 januari 2010 en 25 januari 2010 geld heeft laten afgeven bij A. Dit is niet juist. De verdachte heeft in zijn schriftelijke verklaring van 11 oktober 2017 in de strafzaak over de transacties bij A verklaard dat hij Hawala bankier was en dat hem is verteld dat het voor de B was.
Gezien voornoemde bewijsmiddelen (de juiste weergave van de schriftelijke verklaring van de verdachte, het aangetroffen memoboekje in de woning waar verdachte is aangehouden, de verklaring van betrokkene 6 en de overige bewijsmiddelen) is het hof van oordeel dat de verdachte op 8 januari 2010, 22 januari 2010 en 25 januari 2010 in het kader van Hawala bankieren geld heeft laten afgeven bij A.
De onnauwkeurige en daarmee onjuiste vaststelling van de verklaring van verdachte in het arrest maakt het oordeel van het hof niet anders.
Het hof heeft in het verkort arrest overwogen dat door verbalisanten onderzoek is gedaan naar de werking van het girale betalingsverkeer (Z5 255-260) en dat hieruit blijkt dat een internetbetaling die op een werkdag voor 12.00 uur is aangeleverd nog diezelfde dag aangeboden wordt aan de bank van de begunstigde. Bij de meeste banken wordt de betaling vervolgens nog diezelfde dag bijgeschreven op de rekening van de begunstigde. Met een telefonische spoedoverboeking is het geld binnen anderhalf uur bijgeschreven op de rekening van de begunstigde.
Dit geldt echter voor binnenlands betalingsverkeer en niet voor buitenlands betalingsverkeer, zoals in onderhavige zaak sprake was (overboekingen van Nederland naar Engeland).
Uit het onderzoek (proces-verbaal van bevindingen van de politie Amsterdam-Amstelland, d.d. 1 april 2010, opgemaakt door de opsporingsambtenaar verbalisant (Z5 255 - 260)) blijkt dat binnen Europa het overgemaakte geld binnen drie dagen op de rekening staat. De kosten van een buitenlandse bijschrijving zijn gelijk aan die van het binnenlands verkeer, 14 cent per bijschrijving van €50.000. Dit nu maakt de overweging van het hof, dat het zich moeilijk laat indenken dat het geld via hawala-bankieren veel sneller bij de begunstigde zou zijn, niet anders."
Het Hof heeft blijkens de bewijsvoering vastgesteld dat de verdachte een zogenoemde hawala-bankier is, dat de verdachte in die hoedanigheid de beschikking heeft gehad over verschillende (zeer) grote contante geldbedragen die op zeker moment in plastic zakken werden vervoerd en die de bestemming Engeland hadden, en dat die geldbedragen afkomstig zijn uit enig door een ander dan de verdachte begaan (fiscaal) misdrijf. De omstandigheid dat voor de verplaatsing van die geldbedragen naar Engeland het zogenoemde hawala-bankieren wat betreft kosten en snelheid geen evidente voordelen zijn gebleken ten opzichte van gewone bankoverschrijvingen, heeft het Hof kennelijk niet betrokken bij de beoordeling van de vraag of het verwerven, voorhanden hebben en/of overdragen van de geldbedragen verband houdt met hawala-bankieren. Wel heeft het Hof in het bijzonder betekenis toegekend aan die omstandigheid voor de vaststelling van het opzet - in de vorm van voorwaardelijk opzet - van de verdachte met betrekking tot het van misdrijf afkomstig zijn van de geldbedragen.
Uit die omstandigheid volgt echter niet zonder meer dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf. Nu dat (voorwaardelijk) opzet ook overigens niet uit de bewijsvoering volgt, is de bewezenverklaring in zoverre niet toereikend gemotiveerd.
Voor zover het middel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.
Conclusie AG
Lees hier de volledige uitspraak.