Wordt uitleg bestanddeel “gevaarlijke stoffen” uitsluitend bepaald door Wet luchtvaart of ook door Verordening (EG) 1102/2008?
/Hoge Raad 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:114
Het hof Amsterdam heeft bij arrest van 30 mei 2017 het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Haarlem – met aanvulling van gronden – bevestigd. Daarbij is de verdachte veroordeeld tot 200 uren werkstraf wegens medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 6.55, lid 1 van de Wet luchtvaart (feit 1) en medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 6.51, lid 1 van de Wet luchtvaart (feit 2).
Alle middelen variëren op één thema dat in feitelijke aanleg ruim aandacht heeft gehad: alle verboden voor kwik als gevaarlijke stof worden beheerst door een EG-verordening. Dat zou betekenen dat de verboden alleen van toepassing zijn op kwik(mengsels) met een kwikconcentratie van ten minste 95 gewichtsprocent.
Zakelijk samengevat heeft de rechtbank in het bevestigde vonnis de volgende in cassatie niet bestreden feiten en omstandigheden vastgesteld. De verdachte heeft op naam van een (willekeurige) andere persoon bij een koeriersbedrijf in Lelystad een kartonnen doos aangeboden ter verzending naar zijn zus in Suriname. Hij heeft zelf in zijn woning kwik in bij Sikkens gekochte verfblikken gedaan. Bij controle op Schiphol werden in de doos vijf verfblikken met het opschrift ‘Super Aluminiumverf schilders kwaliteit’ aangetroffen. Na onderzoek stelt het NFI vast dat de substantie in vier verfblikken en (druppels) op het vijfde blik metallisch kwik (Hg) bevat. Metallisch kwik kent het UN nummer 2809 (Mercury) en is genoemd in tabel 3-1 van de ICAO-TI 2011/2012. Kwik is een bijtende stof en artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht vermeldt onder 8 bijtende stoffen als gevaarlijke stof. De buitenzijde van de verpakking vermeldt niet dat het om een gevaarlijke stof gaat en de verpakking is niet UN-gekeurd. In het schriftelijk requisitoir van de officier van justitie is onder meer vermeld: “Daarnaast was het kennelijk de bedoeling dat dit kwik zou worden gebruikt voor goudwinning in Suriname (…)”.
Het Hof heeft, door het vonnis van de Rechtbank te bevestigen, ten aanzien van de bewijsvoering, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende overwogen:
"3.4. Bewijsoverweging
Door de raadsman van verdachte is, kort weergegeven en zoals geformuleerd in zijn pleitnotitie, bepleit dat vrijspraak dient te volgen voor het bestanddeel 'gevaarlijke stof(fen)'. De raadsman wijst daarbij op Verordening (EG) nr. 1102/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het verbod op de uitvoer van metallisch kwik en andere kwikverbindingen en -mengsels en de veilige opslag van metallisch kwik (hierna: EG-verordening). Artikel 1 lid 1 van de EG-verordening verbiedt onder meer de uitvoer uit de Gemeenschap van mengsels van metallisch kwik met andere substanties met een kwikconcentratie van ten minste 95%. Deze EG-verordening is ex artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de EU verbindend en rechtstreeks van toepassing. De verwezenlijking van de doelstellingen van de EG-verordening wordt uitdrukkelijk in handen van de Gemeenschap geplaatst, en bovendien wordt duidelijk gesteld dat het handhaven van 'oude' wetgeving na 15 maart 2011 alsmede verdergaande wetgeving niet is toegestaan. Derhalve moet het 'Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht' zo gelezen worden dat zij in overeenstemming is met de EG-verordening, wat betekent dat het verbod op de uitvoer van metallisch kwik uit de Gemeenschap geldt voor mengsels van metallisch kwik met een concentratie van ten minste 95%. Gezien de onderzoeksbevindingen van het NFI voldoet het door verdachte aangeboden mengsel hier niet aan en dient vrijspraak te volgen, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat het 'Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht' een uitwerking is van artikel 6.53 van de Wet luchtvaart. Het besluit betreft hernieuwde implementatie van internationale regelgeving, te weten Annex 18 behorende bij het 'Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaartorganisatie' (het Verdrag van Chicago, Trb. 1973, 109), waarin globale regels worden gegeven voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht. Artikel 2 van het besluit bepaalt dat vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht slechts mag plaatsvinden voor zover toegestaan ingevolge Annex 18 en de uitwerking van de daarin opgenomen globale regels in de Technische voorschriften voor het veilige vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht (ICAO-TI). Het belang dat deze regelgeving beschermt is de veiligheid van de luchtvaart, nu het niet in acht nemen van voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht zeer ernstige gevolgen kan hebben (Wijziging van de Wet luchtvaart vervoer gevaarlijke stoffen en van dieren, Kamerstuk 26 902 nr. 3, Memorie van Toelichting).
De rechtbank overweegt verder dat de doelstelling van de voornoemde EG-verordening blijkens de preambule onder nr. 22 is de blootstelling aan kwik door middel van een uitvoerverbod en een opslagverplichting te verlagen. Onder nr. 5 van deze preambule wordt voorts overwogen dat een verbod op de uitvoer van onder meer metallisch kwik met een kwikconcentratie van ten minste 95 gewichtsprocent beoogt het wereldwijde aanbod van metallisch kwik aanzienlijk te verlagen.
De rechtbank komt gezien het voorstaande tot de conclusie dat de EG-verordening andere belangen beschermt dan het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht. Derhalve kan niet gezegd worden dat voornoemd besluit een verdergaande uitwerking is van de EG-verordening en daarom onverbindend moet worden verklaard wegens strijd met hogere regelgeving. Ook kan niet gezegd worden dat het voornoemde besluit in overeenstemming moet worden gelezen met de EG-verordening. De bepalingen van het besluit ten aanzien van hetgeen onder het begrip 'gevaarlijke stoffen' moet worden geschaard, zijn gericht op het beveiligen van de burgerluchtvaart en niet op de bescherming van het leefmilieu. Wegens dit verschil in strekking kan het besluit dan ook niet worden gezien als vallend binnen de reikwijdte van de EG-verordening. Eventuele strijdigheid daarmee, als gevolg waarvan aan de EG-verordening voorrang zou moeten worden verleend, is daarom niet aan de orde. Eveneens bestaat niet de verplichting het besluit te interpreteren in het licht van de EG-verordening, op grond waarvan slechts kwik met een gewichtspercentage van meer dan 95% als bijtende stof aangemerkt zou mogen worden. Aan de in de tenlastelegging voorkomende woorden 'gevaarlijke stof(fen)' mag daarom een betekenis worden verleend onafhankelijk van het bepaalde in de EG-verordening. Gezien het hiervoor overwogene verwerpt de rechtbank de verweren van de raadsman."
Middel
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat aan de in de tenlastelegging voorkomende woorden 'gevaarlijke stoffen' een betekenis mag worden verleend die onafhankelijk is van het bepaalde in de Verordening (EG) 1102/2008 inzake het verbod op de uitvoer van metallisch kwik en andere kwikverbindingen en -mengsels en de veilige opslag van metallisch kwik (PbEU L 304/75).
Beoordeling Hoge Raad
Het middel berust - in navolging van het gevoerde verweer - op de opvatting dat art. 1, eerste lid, Verordening (EG) 1102/2008 bij de uitleg van het begrip 'gevaarlijke stoffen' in art. 6.51, eerste lid, en 6.55, eerste lid, Wet luchtvaart (een bepalende) betekenis heeft. Die opvatting vindt, gelet op de hiervoor aangehaalde geschiedenis van de totstandkoming van de Wet luchtvaart en de hiervoor weergegeven overwegingen van de preambule van de Verordening, geen steun in het recht. De Hoge Raad neemt daarbij in aanmerking dat de Wet luchtvaart strekt tot bescherming van de veiligheid van de luchtvaart en dat de Verordening beoogt het risico op blootstelling aan kwik in het algemeen te beperken door middel van een uitvoerverbod en een opslagverplichting. Het oordeel van het Hof dat aan de in de tenlastelegging voorkomende woorden 'gevaarlijke stoffen' een betekenis mag worden verleend die onafhankelijk is van het bepaalde in de Verordening, geeft derhalve niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Het middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.