Zembla-publicaties over sanctieontduiking niet onrechtmatig jegens dochter Iraans olieconcern
/Rechtbank Den Haag 25 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:4367
In een recente uitspraak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld dat de publicaties van Zembla over mogelijke Iraanse sanctieontduiking via Nederland niet onrechtmatig zijn jegens het bedrijf O1 International. De zaak draaide om een uitzending, podcast en artikelen waarin Zembla onderzocht hoe het Iraanse regime internationale sancties zou proberen te omzeilen met behulp van constructies in Nederland.
In de betreffende uitzending stelde Zembla dat O1 International, een in Nederland gevestigd bedrijf, mogelijk was opgericht om sancties te omzeilen die aan Iran zijn opgelegd. Het bedrijf zou een dochteronderneming zijn van het Iraanse concern OIEC, dat volgens Zembla op zijn beurt nauwe banden onderhoudt met het Iraanse staatsoliebedrijf NIOC. NIOC staat onder controle van de Revolutionaire Garde, een organisatie die op de EU-sanctielijst staat vanwege grootschalige mensenrechtenschendingen. Zembla concludeerde op basis van deze relaties dat O1 International als een aan de Revolutionaire Garde gelieerde entiteit kan worden beschouwd.
O1 International stelde dat de berichtgeving van Zembla feitelijk onjuist en onrechtmatig was. In een civiele procedure eiste het bedrijf een verbod op verdere publicaties, een rectificatie en een schadevergoeding.
De rechtbank verwierp deze vorderingen en oordeelde dat de berichtgeving van Zembla binnen de grenzen van de uitingsvrijheid valt. Daarbij benadrukte de rechtbank dat de mogelijke sanctieontduiking door het Iraanse regime een onderwerp is van groot maatschappelijk belang, dat terecht publieke en politieke aandacht krijgt.
De rechter oordeelde dat Zembla haar stellingen voldoende feitelijk had onderbouwd, onder andere ten aanzien van het eigendom en de zeggenschap van OIEC en de connectie met NIOC. Op grond daarvan mocht Zembla volgens de rechtbank concluderen dat het moederbedrijf van O1 International “an affiliate of the Revolutionary Guard” is. Hoewel de rechtbank op één onderdeel oordeelde dat Zembla onzorgvuldig was geweest – namelijk ten aanzien van een conclusie gebaseerd op een Britse gerechtelijke uitspraak – deed dit volgens de rechtbank geen afbreuk aan de kern van de publicatie. Het betrof slechts een klein onderdeel van het bredere onderzoek.
Ook gaf de rechtbank aan dat Zembla gerechtigd was zich te baseren op de visie van een gespecialiseerde advocaat op het gebied van sanctierecht, die in de uitzending aan het woord kwam. De uitzending liet ruimte voor wederhoor: O1 International was uitgenodigd om te reageren maar maakte daarvan geen gebruik. Dit kan volgens de rechtbank niet in het nadeel van Zembla worden uitgelegd.
Ten slotte overwoog de rechtbank dat O1 International als commercieel opererende partij in de internationale olie- en gasindustrie, met voormalige bestuurders die hoge functies hebben bekleed binnen de Iraanse olie-industrie, in hogere mate onderworpen is aan kritische journalistieke aandacht.
De rechtbank concludeerde dat Zembla voldoende zorgvuldig te werk is gegaan en dat de publicaties niet onrechtmatig zijn jegens O1 International. Alle vorderingen van het bedrijf zijn afgewezen.
Lees hier de volledige uitspraak.