Herzieningsaanvraag na veroordeling wegens oplichting. HR herhaalt vereisten aanvraag.

Hoge Raad 22 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1451

Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv

Hoge Raad 22 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1459

Het middel keert zich tegen de bewijsconstructie met de klacht dat niet is voldaan aan de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 Sv. De (steun)verklaring van de moeder van de aangever berust in wezen op de informatie die zij twee of meer dagen na het gestelde incident van de aangever zelf heeft gekregen. Nu zowel de aangifte (bewijsmiddel 1) als de getuigenverklaring van de moeder van de aangever (bewijsmiddel 2) zijn gestoeld op dezelfde bron (de aangever), is niet voldaan aan het voorgeschrevene in artikel 342 lid 2 Sv, althans betreft het hier een grensgeval. In ieder geval had het hof zijn beslissing nader moeten motiveren.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR gaat in op betekenis onschuldpresumptie: ontnemingsprocedure kent eigen bewijsregels, geen “voldoende aanwijzingen” als niet buiten redelijke twijfel staat dat andere strafbare feiten zijn begaan

Hoge Raad 29 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1523

De ontnemingsprocedure heeft een ander karakter dan de strafprocedure. Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan op grond van artikel 338 Sv door de rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen. In de ontnemingsprocedure is de rechter echter voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebonden aan artikel 511f Sv waarin is bepaald dat de rechter die schatting slechts kan ontlenen aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Kan de voor wraking voorgedragen zittingsrechter zelf beslissen op het wrakingsverzoek?

Parket bij de Hoge Raad 15 september 2020, ECLI:NL:PHR:2020:805

Nadat de raadsman van de verdachte ter terechtzitting van 15 mei 2019 het hof wraakte, heeft de voorzitter van het hof de wrakingskwestie terzijde geschoven en de inhoudelijke behandeling van de zaak voortgezet. De vraag rijst hoe in cassatie met deze (uitzonderlijke) gang van zaken moet worden omgegaan tegen de achtergrond van het wettelijke systeem, en met name de hiervoor weergegeven wrakingsregeling. Het middel geeft aanleiding een kwestie te bespreken die in het over wraking gewezen arrest van 25 september 2018 door de Hoge Raad nog uitdrukkelijk buiten beschouwing werd gelaten: kan de voor wraking voorgedragen zittingsrechter zelf beslissen op het wrakingsverzoek?

Read More
Print Friendly and PDF ^

Schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel: de schijn tegen bij contant ontvangen bedragen

Hoge Raad 15 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1414

Namens de betrokkene is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat – kort gezegd – uit de belastinggegevens is gebleken dat de betrokkene een bedrag van €156.451 aan salaris zou hebben ontvangen. Uit onderzoek is weliswaar gebleken dat slechts €85.607,28 op zijn bankrekening is gestort, maar bij het aangaan van zijn dienstverband met D B.V. is met de betrokkene afgesproken dat een deel van zijn salaris via de bank zou worden overgeboekt en dat een deel contant zou worden uitbetaald, aldus de verdediging.

Read More
Print Friendly and PDF ^