Conclusie AG over de grens tussen verduistering en oplichting

Parket bij de Hoge Raad 20 april 2021, ECLI:NL:PHR:2021:423

Deze zaak bevindt zich op de grens tussen verduistering en oplichting. De jurisprudentie van de Hoge Raad laat zien dat het soms moeilijk is verduistering en oplichting steeds duidelijk van elkaar af te grenzen. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan in ieder geval worden afgeleid dat indien de door de verdachte gebruikte oplichtingsmiddelen niet de wezenlijke oorzaak zijn geweest van het door de verdachte onder zich krijgen van het betreffende goed, de omstandigheid dat de verdachte oplichtingsmiddelen heeft gebruikt niet in de weg staat aan een veroordeling wegens verduistering.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wanneer is sprake van schending van het nemo tenetur beginsel?

Hoge Raad 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:515

Bij de beoordeling van het cassatiemiddel moet worden vooropgesteld dat in het Nederlandse recht niet een onvoorwaardelijk recht of beginsel is verankerd dat een verdachte op geen enkele wijze kan worden verplicht tot het verlenen van medewerking aan het verkrijgen van voor hem mogelijk bezwarend bewijsmateriaal. In artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ligt besloten dat, indien ten aanzien van een verdachte sprake is van een “criminal charge” in de zin van die bepaling, deze het recht heeft “to remain silent” en “not to incriminate oneself”.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. voorwaarden waaronder bij strafoplegging rekening kan worden gehouden met niet ten laste gelegde feit

Hoge Raad 13 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:570

Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Het staat de rechter vrij om bij de strafoplegging rekening te houden met een niet tenlastegelegd feit, onder meer wanneer de verdachte voor dit feit onherroepelijk is veroordeeld en de vermelding van dit feit dient ter nadere uitwerking van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt, mede gelet op het bepaalde in artikel 78b Sr, met een onherroepelijke veroordeling gelijkgesteld een onherroepelijke strafbeschikking.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR: Wat is het verschil tussen eenvoudig (schuld)witwassen en gewoon (schuld)witwassen?

Hoge Raad 13 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:569

Door in het midden te laten of de verdachte “wist” dan wel “redelijkerwijs moest vermoeden” dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig waren, heeft het hof in de bewezenverklaring geen keuze gemaakt tussen gewoon witwassen en gewoon schuldwitwassen. Die keuze had echter niet achterwege mogen blijven, omdat de in artikel 420bis Sr tegen gewoon witwassen bedreigde gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren hoger is dan de in artikel 420quater Sr op gewoon schuldwitwassen gestelde gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Ontneming uit hypotheekfraude: hof in ontnemingszaak gebonden aan strafmaatoverweging in hoofdzaak dat betrokkene meer financieel nadeel dan profijt aan feiten heeft overgehouden?

Parket bij de Hoge Raad 6 april 2021, ECLI:NL:PHR:2021:297

De rechter die over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet oordelen, is gebonden aan het oordeel van de rechter in de hoofdzaak. Aan de ontnemingsrechter komt wel een zelfstandig oordeel toe ten aanzien van alle verweren die betrekking hebben op de vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat. De gebondenheid van de ontnemingsrechter aan oordelen in de hoofdzaak komt het meest duidelijk tot uitdrukking bij de eerste vraag van art. 350 Sv. Zo mogen feiten waarvan is vrijgesproken niet ten grondslag worden gelegd aan de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Read More
Print Friendly and PDF ^