Wanneer is het aannemelijk dat een getuige niet binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord (art. 288 lid 1 sub a Sv)?

Hoge Raad 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:8

Het hof heeft het voorwaardelijk verzoek tot het horen van Betrokkene 1 als getuige afgewezen. Aan die afwijzing heeft het hof kennelijk ten grondslag gelegd dat het onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord, omdat in eerste aanleg is geprobeerd om Betrokkene 1 als getuige te horen, maar dit niet is gelukt omdat hij - zoals volgt uit het proces-verbaal van de rechter-commissaris - onvindbaar is gebleken. Die afwijzende beslissing is niet zonder meer begrijpelijk, omdat niet blijkt dat het hof heeft onderzocht of de getuige in hoger beroep, bijna viereneenhalf jaar na het oproepen en dagvaarden van Betrokkene 1 om te worden gehoord als getuige door de rechter-commissaris, wel binnen een afzienbare termijn kan worden gehoord.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Veroordeling van voormalig Arubaanse minister wegens onder meer ambtelijke corruptie blijft in stand

Hoge Raad 7 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:168

De veroordeling van de voormalig minister van Sociale Zaken, Jeugdbeleid en Arbeid van Aruba wegens onder meer ambtelijke omkoping, het medeplegen van verduistering en witwassen, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad geoordeeld. Artikel 476 van het Wetboek van Strafvordering van Aruba schrijft voor dat als een minister wordt verdacht van ambtsmisdrijven, de bevoegdheden van het Openbaar Ministerie (OM) bij de opsporing, vervolging en berechting worden uitgeoefend door de procureur-generaal. Maar de procureur-generaal mag ook andere leden van het OM een bijzondere aanwijzing geven om deze bevoegdheden namens hem uit te oefenen. Het gerechtshof oordeelde dat in deze zaak sprake was van zo’n bijzondere aanwijzing en dat is voldaan aan de wettelijke vereisten omdat de procureur-generaal “in het bijzonder” een bepaalde officier van justitie had aangewezen om de aan de procureur-generaal op grond van de wet toekomende bevoegdheden uit te oefenen. Dit oordeel van het hof acht de Hoge Raad juridisch juist en niet onbegrijpelijk.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR schetst kader beklag ex art. 552a Sv over ‘hoogst onwaarschijnlijk’-maatstaf, proportionaliteit en subsidiariteit voortzetting beslag, hernieuwd beklag en inrichting stelsel van rechtsmiddelen

Hoge Raad 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:128

Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene dat is gericht tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv, moet de rechter a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering houdt hierbij verband met het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt overwegingen m.b.t. begrip ‘ambtenaar’

Hoge Raad 17 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:32

De term ‘ambtenaar’ moet aldus worden uitgelegd dat daaronder ook is begrepen degene die onder toezicht en verantwoording van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd. De verdachte was algemeen directeur/statutair bestuurder van N.V. A. A hield zich bezig met de distributie van gas en elektriciteit via een eigen netwerk in een aantal gemeenten in Drenthe en Overijssel. A voerde daarnaast de publieke taak van netbeheer uit. Als bestuurder van A droeg de verdachte de (eind)verantwoordelijkheid voor de daaronder ressorterende bv’s en stuurde hij de directeur van A Netbeheer B.V. aan. Ook was de verdachte in opdracht van de aandeelhoudende gemeenten belast met de uitvoering van de Wet onafhankelijk netbeheer (Splitsingswet) en moest hij in dat verband bewerkstelligen dat de energieleveringstak van A werd afgestoten.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wanneer is voldaan aan het klachtvereiste (art. 66 lid 1 Sr)

Hoge Raad 10 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:13

De klachtgerechtigde kan zijn bevoegdheid slechts gedurende de in de wet genoemde klachttermijn uitoefenen. Dat betekent dat wanneer voor het instellen van een vervolging een klacht is vereist en de klacht niet is ingediend binnen drie maanden nadat de klachtgerechtigde heeft kennis genomen van het gepleegde delict, de vervolging daarop afstuit. In het geval dat de klacht weliswaar niet voldoet aan alle formele wettelijke eisen of niet is ingediend bij de bevoegde ambtenaar, maar vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst, zal van die wens binnen die termijn van drie maanden moeten zijn gebleken.

Read More
Print Friendly and PDF ^