Wie kan worden aangemerkt als ‘leider’ aan een criminele organisatie?

Hoge Raad 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:619

Gelet op wetsgeschiedenis bij art. 140 Sr gaat het bij vraag of deelnemer aan criminele organisatie kan worden aangemerkt als ‘leider’ daarvan, erom of deelnemer binnen organisatie bepaalde macht heeft of bepaald gezag bezit. Omstandigheden die daarvoor van belang kunnen zijn, zijn dat deelnemer dwingende aanwijzingen kan geven of dat deelnemer binnen organisatie belangrijke initiatieven ontplooit, waarnaar anderen zich richten. Het is onder omstandigheden mogelijk meerdere deelnemers als ‘leider’ aan te merken. Verder staat aan aanmerken van deelnemer als ‘leider’ niet in de weg dat deelnemer binnen organisatie zelf ondergeschikt is aan een of meer andere deelnemers.

Read More
Print Friendly and PDF ^

OM niet-ontvankelijk in vervolging: voor derden was voor start vervolging al kenbaar dat vennootschap was ontbonden

Rechtbank Overijssel 17 april 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:2091

De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte. De verdachte was ten laste gelegd dat hij opzettelijke onjuiste aangiften omzetbelasting had gedaan. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat als op het tijdstip dat een vervolging wordt aangevangen voor derden kenbaar is dat een rechtspersoon is ontbonden, het recht tot strafvordering als vervallen moet worden beschouwd. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat dit onverlet laat de bevoegdheid van het openbaar ministerie om ter zake van een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit een vervolging in te stellen tegen hen die tot dat feit opdracht hebben gegeven of feitelijke leiding hebben gegeven aan de verboden gedraging.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Rechtsmacht: HR over toepasselijkheid van Nederlandse strafwet op gedragingen die buiten NL hebben plaatsgevonden en deel uitmaken van strafbaar feit dat op in NL gelegen plaatsen is gepleegd

Hoge Raad 16 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:611

De Hoge Raad herhaalt eerdere overwegingen met betrekking tot de toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet op gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden en deel uitmaken van een strafbaar feit dat op in Nederland gelegen plaatsen is gepleegd. ’s Hofs oordeel dat het OM wegens het ontbreken van rechtsmacht niet-ontvankelijk is in de vervolging van het ten laste gelegde behulpzaam zijn “bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Duitsland” getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Aan verdachte wordt immers ook verweten dat hij een ander behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland, en dat hij, zoals ook is bewezenverklaard, daartoe zijn voertuig ter beschikking heeft gesteld en samen met die ander na eerdere aanhouding in Duitsland verder is gereisd met als bestemming Rotterdam/Oosterschelde-gebied.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Eisen die aan herzieningsaanvraag worden gesteld

Hoge Raad 16 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:610

Alleen een herzieningsaanvraag die aan de door de Hoge Raad gestelde motiveringseis voldoet, kan in behandeling worden genomen. Een aanvraag die onvoldoende is gemotiveerd, is niet een aanvraag als in de wet bedoeld. Dit betekent dat indien een aanvraag een beroep doet op een met stukken onderbouwd gegeven a.b.i. art. 457 lid 1 sub c Sv, (a) aanvraag een nauwkeurige omschrijving moet bevatten van dit gegeven (novum) en dat dus niet kan worden volstaan met verwijzing naar bijgevoegde stukken waaruit zo’n novum zou moeten blijken; (b) aanvraag de redenen moet vermelden waarom novum tot één van (in art. 457 lid 1 sub c Sv) genoemde beslissingen zou hebben kunnen leiden; (c) aanvraag, indien deze ertoe strekt bewijsvoering aan te tasten, met voldoende precisie moet uiteenzetten (i) waarom bepaald onderdeel van bij aanvraag gevoegde stukken leidt tot ernstige twijfel aan juistheid van nauwkeurig aangeduid gedeelte van bewijsvoering, en (ii) waarom dat leidt tot ernstig vermoeden dat onderzoek van zaak, als dat gegeven toen bekend was geweest, zou hebben geleid tot vrijspraak. Alleen als een aanvraag aan deze eisen voldoet, kan de Hoge Raad beoordelen of de aanvraag gegrond is.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over samenloopregeling

Hoge Raad 9 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:566

De samenloopregeling kent geen beperkingen voor de cumulatie van taakstraffen, terwijl ook titel II (“Straffen”) van Boek 1 van het Wetboek van Strafrecht geen regels bevat over de maximaal op te leggen taakstraf in geval van meerdaadse samenloop. Als meerdere strafbare feiten gevoegd worden behandeld, wordt op grond van artikel 57 Sr voor deze feiten één taakstraf opgelegd, waarvan het maximum in dat geval dus de duur van 240 uren mag overschrijden. Voor de vervangende hechtenis die op grond van artikel 22d lid 1 Sr moet worden verbonden aan de taakstraf, geldt dat niet in de wettelijke samenloopregeling en ook niet in titel II (“Straffen”) van Boek 1 van het Wetboek van Strafrecht enig voorschrift is opgenomen dat beperkingen stelt aan de duur van die hechtenis als sprake is van meerdaadse samenloop.

Read More
Print Friendly and PDF ^