Advies AG aan Hoge Raad: vorderingen tot schadevergoeding in ‘Mallorca-zaak’ moeten deels opnieuw worden behandeld

De beslissingen van het hof over de vorderingen tot schadevergoeding van de ouders en van de vriendin van Carlo Heuvelman, die in juli 2021 op Mallorca door uitgaansgeweld om het leven is gekomen, kunnen niet geheel in stand blijven. Dat adviseert advocaat-generaal Hartlief de Hoge Raad in zijn conclusies van vandaag. De AG is van mening dat de vordering van de ouders voor zover die betrekking heeft op smartengeld voor hun overleden zoon en de vordering van de vriendin wegens gederfd levensonderhoud opnieuw moeten worden behandeld. De beslissing van het hof over groepsaansprakelijkheid kan wat de AG betreft wel in stand blijven. Als de Hoge Raad de conclusie volgt, dan blijft ook de toewijzing overeind van de overige onderdelen van de schadevergoedingsvorderingen van de ouders en vriendin van Heuvelman.

De zaken

De onderliggende strafzaken tegen de verdachten gaan over het uitgaansgeweld dat op 14 juli 2021 heeft plaatsgevonden in het uitgaansgebied El Arenal op het Spaanse eiland Mallorca. Deze zaken hebben veel media-aandacht gekregen onder de (gezamenlijke) noemer ‘de Mallorca-zaak’. Een groep jongeren uit Hilversum heeft in de nacht van 13 op 14 juli 2021, bij drie incidenten, geweld gepleegd tegen in totaal tien (jonge) mannen. Als gevolg van dit geweld heeft een aantal slachtoffers letsel opgelopen en is Heuvelman overleden.

Het gerechtshof heeft in hoger beroep zeven verdachten veroordeeld voor het plegen van openlijk geweld in vereniging. Zij hebben gevangenisstraffen en taakstraffen gekregen. Drie verdachten zijn veroordeeld voor het medeplegen van poging tot het toebrengen van zwaar letsel en twee (andere) verdachten voor poging tot doodslag.

De nabestaanden van Heuvelman en ook de andere slachtoffers van de geweldsincidenten hebben zich als benadeelde partij in het strafgeding gevoegd. De ouders van Heuvelman hebben smartengeld gevorderd voor de periode waarin hun zoon in het ziekenhuis heeft gelegen zonder kwaliteit van leven. Verder hebben zij een bedrag van € 40.452,52 ter vergoeding van overlijdensschade gevorderd, bestaande uit affectieschade ter hoogte van € 35.000 (tweemaal € 17.500) en uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452,52. De vriendin van Heuvelman heeft in hoger beroep een vergoeding van € 198.057 gevorderd voor gederfd levensonderhoud en een vergoeding van € 20.000 voor affectieschade (smartengeld voor nabestaanden).

Het hof heeft geoordeeld dat er sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van het Burgerlijk Wetboek (artikel 6:166 BW), heeft de vorderingen van de ouders en vriendin van Heuvelman volledig toegewezen en heeft een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Cassatie(klachten)

Vijf van de zeven verdachten hebben cassatieberoep ingesteld. Het cassatieberoep van de verdachten richt zich enkel tegen de beslissingen van het hof over de schadevergoedingsvorderingen van de ouders en/of de vriendin van Heuvelman en heeft geen betrekking op de strafrechtelijke veroordelingen en/of de opgelegde straffen.

In alle vijf zaken hebben de verdachten geklaagd tegen het aannemen van groepsaansprakelijkheid en over de toewijzing van de vordering van de vriendin wegens gederfd levensonderhoud. In een aantal zaken is daarnaast geklaagd over de toewijzing van de vordering van de ouders voor zover die vordering betrekking heeft op smartengeld.

Advies AG

Groepsaansprakelijkheid

De AG is van mening dat de cassatieklachten tegen het oordeel van het hof over de groepsaansprakelijkheid niet slagen. Dit oordeel kan dan ook in stand kan blijven.

Vordering ouders ter zake van smartengeld overleden zoon

Dat geldt volgens de AG niet voor het oordeel van het hof dat de ouders van Heuvelman aanspraak kunnen maken op smartengeld voor de periode waarin hun zoon in coma heeft gelegen. Volgens de AG vloeit uit de wet voort dat een slachtoffer dat door toegebracht letsel in coma raakt en, zonder te ontwaken, overlijdt, geen recht heeft op smartengeld. Ook is niet voldaan aan de wettelijke eis voor vererving van een smartengeldvordering, namelijk de eis dat het slachtoffer aan de aansprakelijke partij heeft medegedeeld dat hij aanspraak maakt op smartengeld. Het hof heeft geoordeeld dat een beroep op deze wettelijke eis in deze zaak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, maar dat oordeel vindt de AG onvoldoende gemotiveerd. Om deze redenen kan de toewijzing van de vordering van de ouders volgens de AG niet in stand blijven.

Vordering vriendin ter zake van gederfd levensonderhoud

Ook het oordeel van het hof over de schadevergoedingsvordering van de vriendin van Heuvelman kan volgens de AG niet in stand blijven, voor zover die vordering betrekking heeft op gederfd levensonderhoud.

De strafrechter moet bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van de benadeelde partij waarborgen dat beide partijen (de benadeelde partij en de verdachte) in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest hun stellingen naar voren te brengen. Deze verplichting vraagt bij substantiële vorderingen van complexe aard, zoals hier het geval is, zelfstandige aandacht van de strafrechter in de motivering van zijn oordeel. Dat het hof in deze zaak oog heeft gehad voor de moeilijke positie van de verdachten bij het voeren van verweer tegen de vordering van gederfd levensonderhoud blijkt volgens de AG niet uit de motivering van het hof. Ook vindt de AG onbegrijpelijk dat het hof de verweren die verdachten hebben gevoerd heeft getypeerd als ‘enkele kanttekeningen en bedenkingen’ en deze heeft aangemerkt als onvoldoende gemotiveerde betwistingen. Namens de verdachten is gericht verweer gevoerd tegen concrete onderdelen van de schadeberekening. Namens de verdachten is ook aangevoerd dat zij niet beschikten over relevante informatie en stukken. Bij deze stand van zaken valt volgens de AG niet in te zien wat het hof nog meer van de verdachten verwachtte bij het voeren van verweer. De AG laat in het midden of de door de verdachten gevoerde verweren ook overtuigend zijn. Een dergelijk oordeel is voorbehouden aan de feitenrechter.

Slotsom

Het voorgaande betekent dat de AG de Hoge Raad adviseert de uitspraken van het hof te vernietigen voor zover deze betrekking hebben op de vordering van de ouders ter zake van het smartengeld voor hun overleden zoon en de vordering van de vriendin ter zake van vergoeding van gederfd levensonderhoud en de zaken terug te wijzen naar het hof om alleen op deze twee punten opnieuw te worden behandeld en berecht.

Uitspraak Hoge Raad

De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 8 juli 2025.

Conclusies

Print Friendly and PDF ^