Afdeling Raad van State: onschuldpresumptie beperkt zich niet tot strafrechtelijke procedures, maar kán zich uitstrekken tot bestuursrechtelijke procedure
/Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1958
De burgemeester van Zwolle had op grond van artikel 13b Opiumwet een last onder bestuursdwang (LOB) opgelegd aan een exploitant van een (illegale) growshop. Deze last hield in dat de exploitant zijn assortiment moest aanpassen door onder andere geen goederen meer te verkopen, te leveren of te verstrekken die bestemd waren voor de productie van drugs (zogenaamde voorbereidingshandelingen ex artikel 11a Opiumwet). Bij niet-naleving van de last zou het pand worden gesloten.
Ondertussen had de politierechter de exploitant onherroepelijk vrijgesproken van overtreding van artikel 11a Opiumwet. Deze vrijspraak was gebaseerd op hetzelfde feitencomplex als de LOB.
De exploitant voerde aan dat door de vrijspraak de burgemeester geen last had mogen opleggen, waarbij hij zich beriep op de onschuldpresumptie (artikel 6 lid 2 EVRM). Volgens hem schond de burgemeester deze presumptie, omdat in de last een oordeel werd gegeven over zijn schuld aan een strafbaar feit waarvan hij was vrijgesproken.
De Afdeling bestuursrechtspraak legde uit dat de onschuldpresumptie zich niet beperkt tot strafrechtelijke procedures, maar zich kán uitstrekken tot een bestuursrechtelijke procedure als de geschilpunten in die procedure samenhangen met een strafzaak. Dit kan zowel tijdens als na het beëindigen van een strafrechtelijke procedure of na een vrijspraak het geval zijn (zie eerder ECLI:NL:RVS:2015:331).
In een dergelijke samenhang staat een vrijspraak op zichzelf niet in de weg dat in een latere bestuursrechtelijke procedure de gedragingen waarvan de betrokkene is vrijgesproken toch voldoende aannemelijk worden geacht. Dit kan zo zijn vanwege minder strenge bewijsregels of aanvullend bewijs, aldus de Afdeling (zie ook Hoge Raad ECLI:NL:HR:2017:958).
Een voorwaarde is wel dat bestuursorganen door hun optreden of bewoording geen twijfel doen ontstaan over de juistheid van de vrijspraak.
De Afdeling ging niet mee in het betoog van de exploitant.
Hoewel de Afdeling een samenhang zag tussen de strafrechtelijke en de bestuursrechtelijke procedure, omdat de feiten waarop de vrijspraak was gebaseerd ook ten grondslag lagen aan de last onder bestuursdwang, mocht de burgemeester tot een andere conclusie komen. Zijn besluit was namelijk deels gebaseerd op informatie waarover de politierechter niet beschikte. In een politierapport was onderbouwd dat het geconstateerde geschikt was voor grootschalige hennepteelt, terwijl de vrijspraak berustte op het ontbreken van die onderbouwing.
Aldus werd volgens de Afdeling geen twijfel geuit over de juistheid van de vrijspraak in de strafzaak. Er was dus geen strijd met de onschuldpresumptie!
De uitspraak onderstreept dat strafrechtelijke en bestuursrechtelijke interventies losstaan van elkaar, maar elkaar wel moeten “respecteren”. Ondanks een vrijspraak kan in dezelfde zaak bestuursrechtelijk toch worden gehandhaafd. In de gebruikte bewoordingen mag het bestuursorgaan echter geen twijfel uiten over het oordeel van de strafrechter.
Lees hier de volledige uitspraak.