Afwijzing beklag ex art. 12 Sv: geen vervolging voor schending ambtsgeheim na aangifte van landelijk coördinerend officier van justitie Rijksrecherche

Gerechtshof Den Haag 30 maart 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:668

Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie van het Landelijk Parket om beklaagde niet te vervolgen ter zake van schending van zijn ambtsgeheim. Er was aangifte gedaan door de landelijk coördinerend officier van justitie Rijksrecherche op 13 januari 2021.

De officier van justitie van het Landelijk Parket heeft bij beslissing van 13 januari 2021 medegedeeld dat hij geen strafrechtelijk onderzoek jegens beklaagde zal instellen, omdat hij dat niet opportuun acht.

Beklag

De raadsvrouwen van klaagsters stellen zich in het klaagschrift – kort en zakelijk samengevat – op drie standpunten. Allereerst zijn klaagsters rechtstreeks belanghebbenden in de onderhavige procedure. Ten tweede is gelet op de sepotbrief voldoende sprake van een verdenking om vervolging, althans nader onderzoek, te gelasten. Ten derde zijn de argumenten in de sepotbrief niet overtuigend en is het wel degelijk opportuun om tot vervolging over te gaan.

Ter zitting in raadkamer heeft een vertegenwoordiger van klaagsters het belang van artikel 5 van het OESO-Verdrag naar voren gebracht. De raadsvrouwen van klaagsters hebben bepleit dat het beklaagde duidelijk moet zijn geweest dat de informatie over het embargo onderzoek onder zijn geheimhoudingsplicht viel en dat het niet onwaarschijnlijk is dat het delen van die informatie relevante invloed heeft gehad op het handelen van Shell nadien met betrekking tot het embargo-onderzoek. Mocht blijken dat de gedane mededeling geen relevante invloed heeft gehad, wordt vervolging alsnog - gelet op de schending van het in de positie van ambassadeurs geplaatste vertrouwen - opportuun geacht.

Ter zitting in raadkamer heeft beklaagde in de kern naar voren gebracht dat hij onterecht wordt beschuldigd van het schenden van zijn ambtsgeheim. De raadsman van beklaagde heeft een korte schets van het verloop van het ambassadeurschap van beklaagde gegeven. Hij benadrukt dat beklaagde betwist dat hij tijdens het gesprek met de Shell Managing Director heeft gesproken over de aan hem aangekondigde missie die op 11 december 2017 zou arriveren in Abuja. Uit het interne vertrouwelijke onderzoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken is voorts niet van integriteitsschendingen door beklaagde gebleken.

De advocaat-generaal prof. dr. M.E. de Meijer heeft in raadkamer geadviseerd tot het laten verrichten van nader onderzoek zoals bedoeld in artikel 181 Sv.

Beoordeling van het beklag

Ter beoordeling staat thans de vraag of de beslissing van de officier van justitie om geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen jegens beklaagde op goede gronden is genomen.

Na bestudering van de stukken in het dossier en gehoord hetgeen ter zitting in raadkamer naar voren is gebracht, onderkent het hof het belang dat namens klaagsters naar voren is gebracht. In veel landen is corruptie tussen overheid en bedrijfsleven endemisch. Het veroorzaakt veel schade en doet afbreuk aan het vertrouwen dat burgers in hun overheid moeten kunnen hebben. Transparantie in contacten die mogelijk gevoelig zijn voor corruptie zijn dan ook van groot belang, evenals onderzoek in zaken die zich daarvoor lenen.

In de onderhavige zaak is het hof van oordeel dat bij de huidige stand van zaken onvoldoende aanknopingspunten voorhanden zijn voor een succesvolle vervolging van beklaagde. Er is naar aanleiding van de melding van schending ambtsgeheim geen proces-verbaal opgemaakt. Kennelijk was daaraan zijdens de opsporingsdiensten en het openbaar ministerie geen behoefte. Verder is niet gebleken dat het betreffende opsporingsonderzoek is belemmerd of nadeel heeft ondervonden. Tot slot is in een intern onderzoek door het ministerie van Buitenlandse Zaken van integriteitsschending door beklaagde niet gebleken.

Mede gelet op het tijdsverloop valt evenmin te verwachten dat een nader onderzoek alsnog voldoende aanknopingspunten zal opleveren voor een succesvolle strafvervolging van beklaagde.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beklag dient te worden afgewezen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^