Art. 12 Sv beklag tegen niet vervolgen schending wettelijke geheimhoudingsplicht leden publiekrechtelijke vertrouwenscommissies
/Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 juni 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2804
Het klaagschrift is gericht tegen de beslissing van het openbaar ministerie om beklaagde(n) niet te vervolgen wegens schending van de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht, betreffende de beraadslagingen van de door de gemeenteraad samengestelde vertrouwenscommissie inzake de kandidaten voor het ambt van burgemeester van de gemeente in de provincie.
Klager stelt zich op het standpunt, zakelijk weergegeven, dat met voormelde afwijzende reactie van de officier van justitie van datum wordt voorbijgegaan aan de in de brief van datum opgenomen mededeling omtrent de beperkte omvang van de groep van betrokkenen die wetenschap hadden omtrent de uitkomst van de beraadslaging, welke omvang in belangrijke mate afwijkt van de ten onrechte door de politie als zodanig aangemerkte groep, en dat daarmee de beperkte omvang van de opsporing en de opsporingscapaciteit gegeven is. Daarnaast wordt in de afwijzende beslissing het rechtsstatelijk belang van een strikte handhaving van de geheimhoudingsplicht bij dit gevoelige type benoemingen niet of onvoldoende meegewogen, noch lijkt het gesignaleerde effect van de gewraakte schending van de geheimhoudingsplicht op recente sollicitatieprocedures bij de besluitvorming betrokken te zijn geweest.
Tegen deze achtergrond meent klager dat het besluit om deze kwestie niet (verder) te vervolgen bij afweging van alle betrokken belangen onbegrijpelijk, althans onjuist, moet worden geoordeeld.
Klager heeft met betrekking tot, kort gezegd, burgemeestersbenoemingen, gelet op de in de artikelen 61, 61a en 61b van de Gemeentewet beschreven taak en verantwoordelijkheid, bij de instelling of voortzetting van de vervolging een redelijk belang en zou bijgevolg bij het achterwege blijven van de strafvervolging worden getroffen in zijn belang bij strikte naleving van de voor de vertrouwenscommissie geldende wettelijke geheimhoudingsplicht, waar klager deze commissie uit hoofde van zijn hoedanigheid een opgave heeft verschaft van degenen die naar het ambt van burgemeester hebben gesolliciteerd.
Stukken in het dossier voor zover deze van belang zijn voor de beoordeling van de zaak
Uit de beschikbare stukken van het dossier blijkt het volgende.
De aangifte d.d. datum
Op datum heeft betrokkene 1, in zijn hoedanigheid als Kabinetschef van de Commissaris van de Koning (CvdK) in (van) de provincie namens klager aangifte gedaan van bovenvermelde schending van de geheimhoudingsplicht door beklaagde(n).
Daarin verklaart hij –zakelijk weergegeven – het volgende.
Begin jaar is de procedure gestart met betrekking tot de benoeming van een burgemeester voor de gemeente. Hierbij zijn een vertrouwenscommissie alsmede klager als CvdK van de provincie betrokken. Op datum is er overleg geweest tussen de vertrouwenscommissie en de CvdK, die beiden in deze kwestie een geheimhoudingsplicht hebben. Het was aangever bekend dat er op datum een krantenartikel is verschenen met betrekking tot de burgemeestersbenoeming in gemeente.
Op genoemde datum las aangever het artikel in de krant. Hij las daarin onder anders de volgende passage: “naam zat samen met vijf andere kandidaten in de
A-categorie, hetgeen wil zeggen dat de CvdK hem zeer geschikt achtte en door wilde sturen naar de gespreksronde”. Hieruit mocht aangever met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aannemen dat deze informatie afkomstig moet zijn van (één van) de deelnemers aan de bijeenkomst van datum.
Lijst deelnemers
Bij e-mailbericht van datum is door de kabinetschef betrokkene 1 overgelegd een lijst van deelnemers aan het overleg met de vertrouwenscommissie van de gemeente op datum.
Een proces-verbaal van bevindingen van politie van datum
Uit dit proces-verbaal blijkt dat in het kader van het onderzoek tien leden van de vertrouwenscommissie als getuigen zijn gehoord, alsmede twee leden van het Kabinet van de Commissaris van de Koning van de provincie en de Commissaris van de Koning zelf.
Processen-verbaal van verhoor voornoemde getuigen
Van het verhoor van alle getuigen is telkens een proces-verbaal van verhoor van politie opgemaakt, waarvan de inhoud van al deze processen-verbaal als hier ingelast dienen te worden beschouwd.
Kort samengevat worden door diverse mensen hun vermoedens uitgesproken over wie er gelekt zou hebben.
Oordeel hof
Het hof overweegt allereerst dat klager in zijn hoedanigheid van commissaris van de Koning van de provincie terecht aangifte heeft gedaan van schending van de geheimhoudingsplicht over de beraadslagingen van de door de gemeenteraad samengestelde vertrouwenscommissie inzake de kandidaten voor het ambt van burgemeester van de gemeente in de provincie.
Het gaat hier om een ernstig strafbaar feit dat, indien bewezen, schade berokkent aan de democratische rechtstaat.
Het hof kan daarom het openbaar ministerie niet volgen in zijn stelling dat een prioriteringskwestie een andere inzet van politiecapaciteit zou vergen, hetgeen reden was om af te zien van een verder nader onderzoek en vervolging in deze zaak.
Een dergelijke beslissing doet ook geen recht aan de in de klacht omschreven ernstige gedragingen en de effecten daarvan op toekomstige sollicitatieprocedures, nu kandidaten bij een ongesanctioneerde, althans niet kenbaar onderzochte schending van de opgelegde geheimhoudingsverplichting, gelet op de mogelijke effecten daarvan op hun reputatie dan wel op hun persoonlijke of zakelijke belangen, van solliciteren op een dergelijke publieke functie zullen of kunnen afzien.
Dit alles maakte dat een (nader) opsporingsonderzoek niet alleen gerechtvaardigd was maar ook zeer gewenst.
Het hof heeft het dan ook raadzaam gevonden om alle deelnemers aan het overleg met de vertrouwenscommissie van de gemeente op datum door de rijksrecherche/politie te laten horen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de hierboven afgelegde verklaringen en de uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden, onvoldoende aanwijzingen voor een succesvolle vervolging van beklaagde(n) voor - kort gezegd - schending van de geheimhoudingsplicht aanwezig zijn.
Het hof overweegt daartoe in het bijzonder dat uit de nadere verhoren van voornoemde deelnemers aan het overleg met de vertrouwenscommissie van de gemeente op datum niet valt te achterhalen wie nu in deze verhoren feitelijk onwaarheid heeft gesproken.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag te worden afgewezen.
Lees hier de volledige uitspraak.