Belastingfraude: mag bij straftoemeting rekening gehouden worden met belastingaangiften die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen?
/Hoge Raad 20 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1900
De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wegens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd (feit 2 primair) en overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan (feit 4 subsidiair).
Middel
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof om bij de strafoplegging rekening te houden met onjuiste belastingaangiften die niet aan de verdachte zijn tenlastegelegd.
Beoordeling Hoge Raad
In zijn arrest van 19 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:896, heeft de Hoge Raad, mede onder verwijzing naar zijn arrest van 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9968, onder meer het volgende overwogen:
“2.3.1 (...) Het staat de rechter op zichzelf vrij om bij de strafoplegging rekening te houden met een niet tenlastegelegd feit
- wanneer het gaat om een ad informandum gevoegd feit en - in een geval (...) waarin de verdachte ter terechtzitting is verschenen - op grond van de door de verdachte ten overstaan van de rechter die de straf oplegt gedane erkenning, aannemelijk is geworden dat hij dat feit heeft begaan en ervan mag worden uitgegaan dat het openbaar ministerie geen strafvervolging ter zake van dat feit zal instellen, of
- wanneer dit feit kan worden aangemerkt als een omstandigheid waaronder het bewezenverklaarde is begaan, dan wel
- wanneer de verdachte voor dit feit onherroepelijk is veroordeeld en de vermelding van dit feit dient ter nadere uitwerking van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
2.3.2 In zaken als de onderhavige, waarin het in het bijzonder gaat om verdenking van grootschalige fiscale fraude, kan dat grootschalige karakter van het delict een voor de straftoemeting relevante omstandigheid betreffen, ook al volstaat de tenlastelegging met de beschrijving van een beperkt aantal strafbare feiten. Dat grootschalige karakter dient op grond van het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk te zijn geworden.”
Het hof heeft bewezenverklaard, zoals is weergegeven, dat de verdachte in de in de tenlastelegging genoemde periode opzettelijk twee onjuiste aangiften heeft ingediend. Het hof heeft verder overwogen dat op grond van het verhandelde op de terechtzitting het grootschalige karakter van het handelen van de verdachte aannemelijk is geworden, en heeft in dat verband bij de strafoplegging - naast de twee in de bewezenverklaring opgenomen aangiften - ook andere zich in het dossier bevindende aangiften over de periode van (een gedeelte van) 2009 tot en met oktober 2013 betrokken, waarbij het hof is uitgegaan van een totaal fiscaal nadeel van € 804.785. In dat verband heeft het hof overwogen dat de aangiften omzetbelasting die niet in de tenlastelegging en de bewezenverklaring zijn genoemd, kunnen worden beschouwd als omstandigheden waaronder de twee in de bewezenverklaring genoemde onjuiste belastingaangiften zijn begaan en dat daardoor uit die andere aangiften het grootschalige karakter van de bewezenverklaarde fiscale delicten blijkt.
Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat het hof heeft vastgesteld dat de twee in de bewezenverklaring betrokken aangiften “een selectie” zijn van de andere in de strafoplegging betrokken aangiften en “de modus operandi” bij het doen van de onjuiste aangiften telkens dezelfde was. Verder heeft het hof vastgesteld dat de verdachte in het vooronderzoek over alle aangiften is gehoord en op de terechtzitting in hoger beroep alle zich in het procesdossier bevindende aangiften aan de verdachte zijn voorgehouden, en de verdachte over het opzettelijk onjuist indienen van al die aangiften in de gelegenheid is gesteld een verklaring af te leggen. In dat verband is nog van belang dat de weergegeven overwegingen van het hof over de strafbare betrokkenheid van de verdachte, klaarblijkelijk ook zien op haar betrokkenheid bij de aangiften die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen. Het cassatiemiddel is tevergeefs voorgesteld.
Lees hier de volledige uitspraak.