Bestuurder BV bekent ten laste gelegde feiten als pleger, TLL is echter toegespitst op medeplegen met BV’s, opdracht geven dan wel feitelijk leiding geven aan de door de BV’s gepleegde feiten
/Rechtbank Amsterdam 26 mei 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:2706
Verdachte heeft extreem veel BV’s opgericht. Als bestuurder van meerdere BV’s heeft hij vervolgens fraudehandelingen gepleegd. De tenlastelegging is toegespitst op een selectie van de BV’s.
Achtergrond
De aanleiding van het strafrechtelijke onderzoek naar de feiten die ten grondslag liggen aan feit 1 op de tenlastelegging, is de controle door de Belastingdienst (BD). In de aangiften OB over het jaar 2017 werd €727.880 aan voorbelasting (BTW die je mag aftrekken bij de kwartaalaangifte OB) teruggevraagd door verdachte als bestuurder van verschillende BV’s. De BD zette vraagtekens bij de juistheid van die aangiften. De BD heeft diverse malen aan verdachte gevraagd om tekst en uitleg te geven bij de aangiften en heeft ook gevraagd naar de administratie van de BV’s. Op de schriftelijke verzoeken van de Belastingdienst werd niet gereageerd. Tijdens daaropvolgende besprekingen kon verdachte de teruggaven OB niet onderbouwen en bleek al snel dat hij loog over het aantal werknemers en over de bedrijfslocatie van diverse BV’s. Ook kwam hij meerdere gedane toezeggingen niet na. Zo verstrekte hij geen bankafschriften. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte in totaal 97 BV’s heeft opgericht. Verder hebben 47 BV’s, waarvan verdachte (via holding Glowball International Group B.V.) aandeelhouder en bestuurder was, vermoedelijk in totaal 106 valse aangiften gedaan. Volgens de negatieve aangiften OB hebben de 47 BV’s in totaal €906.819 voorbelasting geclaimd. Om aan dit bedrag te komen moeten er ongeveer 5,2 miljoen euro zakelijke uitgaven zijn geweest. Het totaalbedrag op de in de (digitale) administratie aangetroffen zakelijke inkoop- en kostenfacturen bedroeg echter ongeveer €59.200. Deze facturen hebben voornamelijk betrekking op notariskosten (€21.700) en domeinkosten (€22.600). Op deze facturen is €10.204 OB in rekening gebracht. Dit bedrag had als voorbelasting in aftrek mogen worden gebracht op de aangiften OB. Dit bedrag strookt niet met de voorbelasting van €906.819, die op de aangiften OB is geclaimd. De BD heeft €194.590 daadwerkelijk uitbetaald aan de BV’s. Van dit bedrag is €119.800 overgeboekt naar de privé rekening van verdachte. In totaal zijn van elf BV’s de kwartaalaangiften OB uitgewerkt en opgenomen in feit 1 op de tenlastelegging. Deze selectie is gebaseerd op een lijst van verdachte BV's op alfabetische volgorde, waarbij telkens elke vierde BV uit de lijst is geselecteerd en uitgewerkt.
De aanleiding voor het strafrechtelijk onderzoek naar het deponeren van valse jaarrekeningen – feit 2 op de tenlastelegging – zijn twee meldingen bij de Financial Intelligence Unit-Nederland door notarissen uit Bussum. Notaris naam notaris 1 meldt dat verdachte al 50 BV’s had, en nog eens 30 nieuwe BV’s had opgericht. Notaris naam notaris 2 meldt een vermoeden van fraude en meldt dat verdachte elf BV’s heeft opgericht. Uit het verrichte onderzoek naar de jaarrekeningen van de zeven BV’s genoemd bij feit 2 op de tenlastelegging, in het bijzonder de vergelijking van die jaarafrekeningen met de bankafschriften over het jaar 2017, komt naar voren dat de cijfers in de jaarrekeningen niet op waarheid kunnen berusten. De liquide middelen volgens de jaarrekeningen komen niet overeen met de liquide middelen volgens de bankrekeningen. Volgens de jaarrekeningen van de zeven BV’s bedroeg het totaal aan liquide middelen medio 2017 €41.500.000. Het daadwerkelijke balanstotaal bedroeg echter ongeveer €1.000. Uit het onderzoek blijkt ook dat het opgegeven gestorte aandelenkapitaal en totale bedrijfsresultaat (ruim €68.000.000) niet juist zijn. Hetzelfde geldt voor het opgegeven gemiddeld aantal werknemers. Dat zouden er 123 zijn, terwijl er geen salarisbetalingen zijn aangetroffen.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde fraudefeiten. Zijn raadsman heeft, mede gelet op deze bekentenis, het (juridische) standpunt ingenomen dat verdachte zich inderdaad schuldig heeft gemaakt aan de strafbare feiten, waarop de tenlastelegging doelt, máár dat hij als pleger van die feiten moet worden aangemerkt. Volgens de raadsman is juist deze deelnemingsvorm bij beide feiten niet ten laste gelegd. Bij feit 1 primair is immers ‘medeplegen met de BV’s’ en subsidiair ‘opdracht geven dan wel feitelijk leiding geven aan feiten, gepleegd door de BV’s’, ten laste gelegd en bij feit 2 is ‘als bestuurder van de BV’s medeplegen met die BV’s’ ten laste gelegd. Deze ten laste gelegde deelnemingsvormen kunnen volgens de raadsman niet worden bewezen. Daarom moet verdachte van beide feiten worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt – met de raadsman en de officier van justitie – op basis van het dossier, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, vast dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde fraudefeiten.
Met de raadsman vindt de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat verdachte deze feiten heeft gepleegd tezamen en in vereniging met de genoemde BV’s, zoals ten laste gelegd bij feit 1 primair en feit 2. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte enig aandeelhouder en bestuurder was van de BV’s. Van de in de tenlastelegging genoemde BV’s kan wel worden vastgesteld dat zij onderdeel hebben uitgemaakt van een fraudestructuur, maar hun strafbaar handelen kan zozeer worden vereenzelvigd met het handelen van verdachte, dat er niet zozeer sprake is van een samenwerkingsverband van een natuurlijke persoon met meerdere rechtspersonen, maar van een natuurlijke persoon die meerdere BV’s als werktuig heeft gebruikt voor het plegen van fraude.
Anders dan de raadsman vindt de rechtbank echter dat de tenlastelegging bij feit 1 primair en feit 2 wel de mogelijkheid biedt om verdachte als pleger te veroordelen. Bij de omschrijving van de bij feit 1 primair en feit 2 verweten feitelijke gedragingen is immers ook de optie opgenomen dat verdachte die gedragingen alleen heeft gepleegd, door het opnemen van de tekst ‘….heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)….’; respectievelijk ’…terwijl hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s)…’. In dat licht is geen sprake van verlating van de grondslag van de tenlastelegging indien wordt bewezen dat verdachte de feiten alleen – als bestuurder van de BV’s – heeft gepleegd.
De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2. Aan bespreking van het verweer van de raadsman ten aanzien van de deelnemingsvorm bij feit 1 subsidiair komt de rechtbank dus niet meer toe.
Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
Verdachte verminderd toerekeningsvatbaar?
De raadsman heeft voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten zou komen, aangevoerd dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt. De fiscale fraude is niet zozeer terug te voeren op hebzucht, een onverzadigbare drang naar snel geldelijk gewin, maar is de resultante van een delier waarbij verdachte zich korte tijd de naam 1 of naam 2 van de polder waande, aldus de raadsman.
De rechtbank vindt dat er onvoldoende concrete aanknopingspunten zijn om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar aan te merken. In dat verband zijn de bevindingen van de reclassering en de ondervraging van verdachte ter terechtzitting door de rechtbank van belang. Verdachte heeft inderdaad meerdere malen tegenover de reclassering en de rechtbank verklaard dat hij de realiteitszin kwijt was toen hij de fraude pleegde. De onderliggende oorzaak, zo daar al sprake van is, is echter voor zowel de reclassering als de rechtbank niet concreet geworden. Verdachte heeft namelijk op dit punt geen volledige opening van zaken gegeven. Zo heeft hij bijvoorbeeld gesteld met een psycholoog te hebben gesproken, maar de reclassering geen toestemming gegeven de psycholoog te raadplegen. Ook is verdachte afspraken met de reclassering niet nagekomen, zodat nadere diagnostiek niet mogelijk was. Op de zitting heeft hij ook niet alle vragen van de rechtbank concreet beantwoord. Al met al kan de rechtbank op basis van de beschikbare gegevens niet vaststellen dat – in welke mate dan ook – sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis ten aanzien van verdachtes geestvermogens toen hij de fraude pleegde.
Bewezenverklaring
Feit 1 (primair): het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
Feit 2: het door de bestuurder van een vennootschap een onware staat of een onware balans, winst- en verliesrekening, staat van baten en lasten of toelichting op een van die stukken opzettelijk openbaar maken.
Strafoplegging
Taakstraf van 200 uren
Voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar.
Lees hier de volledige uitspraak.