Enkel feit dat functionaris niet was aangemeld bij en goedgekeurd door AFM was onvoldoende voor boete
/College van Beroep voor het bedrijfsleven 22 juni 2021, ECLI:NL:CBB:2021:625
P. Kloezen en N.C. Burgman-Koers hoeven ieder definitief geen boete te betalen voor hun rol bij financieel dienstverlener Visie B.V. in 2015. Eerder schrapte de rechtbank Rotterdam deze boetes al.
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) legde de boetes op, omdat Visie B.V. haar beleid liet bepalen door Kloezen die niet bij AFM was aangemeld, terwijl Burgman-Koers als formele beleidsbepaler was aangemeld en goedgekeurd. AFM had de geschiktheid en betrouwbaarheid van Kloezen niet getoetst. Omdat daardoor die geschiktheid en betrouwbaarheid niet vaststond, was volgens AFM sprake van overtreding van de Wet op het financieel toezicht (Wft).
Net als de rechtbank Rotterdam is het CBb van oordeel dat dit niet genoeg is voor een overtreding. Daarvoor moet AFM namelijk bewijzen dat de betrokken persoon daadwerkelijk ongeschikt en/of onbetrouwbaar was. AFM had afgezien van onderzoek daarnaar, omdat zij overtuigd was van haar uitleg van de Wft. Die uitleg blijkt dus verkeerd. De gevolgen daarvan komen voor rekening van AFM.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen staat daarmee nog niet vast dat de artikelen 4:9, eerste lid, en 4:10, eerste lid, van de Wft zijn overtreden. Voor het vaststellen van een overtreding van deze bepalingen is immers, gelet op de duidelijke bewoordingen ervan, vereist dat buiten redelijke twijfel wordt aangetoond dat het dagelijks beleid (mede) wordt bepaald door een persoon die in verband met de uitoefening van het bedrijf van de financiële onderneming niet geschikt is en wiens betrouwbaarheid niet buiten twijfel staat. Daarvoor is niet toereikend dat [naam 1] van 1 januari 2015 tot 22 juni 2015 feitelijk het beleid van Visie heeft bepaald, terwijl hij nog niet door AFM was getoetst op betrouwbaarheid en geschiktheid. De geschiktheidstoets ziet op de functie van de dagelijks beleidsbepaler en de betrouwbaarheidstoets op de persoon van de dagelijks beleidsbepaler. Met het tweede lid van artikel 4:10 van de Wft heeft de wetgever, blijkens de geschiedenis van totstandkoming van de Wft (Kamerstukken II, 2005/06, 29708, nr. 19, p. 500-501), niet meer dan willen voorkomen dat dagelijks beleidsbepalers dubbel worden getoetst op hun betrouwbaarheid. Het zegt niets over de betekenis van artikel 4:9 van de Wft. Uit de artikelen 4:9 en 4:10 van de Wft kan niet worden opgemaakt dat de geschiktheid en betrouwbaarheid van een (dagelijks) beleidsbepaler pas vaststaan als deze voorafgaand aan het in functie treden zijn beoordeeld en akkoord bevonden. De aanmelding van de dagelijks beleidsbepaler zoals voorgeschreven in artikel 4:26 van de Wft staat los van de (inhoudelijke) vraag of het dagelijks beleid wordt bepaald door een geschikte en betrouwbare dagelijks beleidsbepaler.
Lees hier de volledige uitspraak.