Enkele opnemen van geldbedrag is onvoldoende voor wederrechtelijke toe-eigening
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 juli 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:7021
Verdachte wordt verdacht van (schuld)witwassen (primair) en verduistering (subsidiair).
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair of subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe in het bijzonder als volgt.
Uit het dossier volgt dat op 24 maart 2017 eenmalig de studiefinanciering van naam1 ad €870 is gestort op een bankrekening die op Naam stond van verdachte. Deze overschrijving is gebeurd naar aanleiding van een wijziging van het bankrekeningnummer van naam1 bij de naam2 middels een formulier ‘Wijzigingen student’. Uit het dossier volgt dat deze wijziging niet door naam1 zelf is gedaan.
Vastgesteld kan derhalve worden dat de op de bankrekening van verdachte gestorte €870 van een concreet te duiden misdrijf afkomstig is, namelijk van valsheid in geschrift.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde (schuld)witwassen dient te worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf. Het hof kan aan de hand van het strafdossier niet vaststellen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geldbedrag een criminele herkomst had.
Aan de hand van het strafdossier is niet vast te stellen wie verantwoordelijk is geweest voor het wijzigen van het rekeningnummer van naam1 bij naam2. Niet is duidelijk of, en zo ja op welke manier verdachte hierbij betrokken is geweest, dan wel of verdachte enige wetenschap heeft gehad of had moeten hebben ten aanzien van de gang van zaken. De enkele omstandigheid dat ten onrechte een geldbedrag op verdachtes bankrekening is gestort, beoordeelt het hof als onvoldoende om aan te nemen dat verdachte wetenschap had of moet hebben gehad van de criminele herkomst van dat bedrag.
Gelet op het voorgaande kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen.
Subsidiair is aan verdachte tenlastegelegd dat hij voornoemd geldbedrag, dan wel een gedeelte daarvan, heeft verduisterd. Uit het dossier volgt dat op 27 maart 2017 een bedrag van €500 is opgenomen van de bankrekening. Los van de vraag of bewezen kan worden dat verdachte degene is geweest die het bedrag van €500 heeft opgenomen, is het enkele opnemen van voornoemd geldbedrag onvoldoende om vast te stellen dat sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist of had moeten weten dat het bedrag niet voor hem bestemd was. Gelet op het voorgaande kan eveneens niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering.
Lees hier de volledige uitspraak.