Geldbedragen op bankrekening ontvangen is onvoldoende om betrokkenheid bij oplichting aan te nemen
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 juli 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:6782
De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, heeft verdachte bij vonnis van 20 januari 2020 ter zake van het medeplegen van oplichting (feit 1 primair) en het medeplegen van witwassen (feit 2 primair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Verder heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen B.V. voorheen benadeelde 1 en benadeelde 2 (grotendeels) toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel hof
Feit 1
Vaststaat dat benadeelde 1 in januari 2016 een bedrag van €468.720,87 heeft overgemaakt op de bankrekening van bedrijf 1, een vennootschap waarvan verdachte (middellijk) enig aandeelhouder en bestuurder was. Deze overboekingen betroffen de betaling van facturen afkomstig van een leverancier van benadeelde 1, benadeelde 2.
Benadeelde 1 had facturen met een nieuw bankrekeningnummer ontvangen met een begeleidende (vervalste) brief dat het bankrekeningnummer van benadeelde 2 was gewijzigd (in het bankrekeningnummer van bedrijf 1).
Het enkele feit dat verdachte de geldbedragen op een bankrekening ten name van zijn vennootschap heeft ontvangen is echter onvoldoende om de betrokkenheid van verdachte bij de oplichting aan te nemen. Verdachte heeft vanaf het moment dat hij is aangehouden ten stelligste ontkend dat hij iets met de oplichting te maken heeft. Het hof heeft ook geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen dat verdachte betrokken is geweest bij het vervalsen van de aan benadeelde 1 gerichte brief of de facturen. Het hof acht het niet onaannemelijk dat de geldbedragen door de boekhouder van verdachte, boekhouder, zijn overgemaakt naar notaris.
Feit 2
Kort na ontvangst van de geldbedragen op de rekening van bedrijf 1, is €445.000 overgemaakt naar notaris voor de aankoop van aandelen bedrijf 2 (hierna: bedrijf 2), een vennootschap van medeverdachte.
De overboeking naar de notaris zou zijn verricht in verband met een overeenkomst tussen (de vennootschappen van) medeverdachte en verdachte, waarbij verdachte in tranches de aandelen in bedrijf 2 zou overnemen.
Be drijf 2 beschikte op dat moment overigens niet over enige activa.
Deze aandelentransactie is beoordeeld door deskundigen en het hof leidt uit de resultaten af dat de enige aannemelijke reden voor deze zeer gebrekkige en onzakelijke overeenkomst gelegen is in de mogelijkheid om op korte termijn de gelden van de bankrekening van bedrijf 1 weg te sluizen.
Medeverdachte heeft van de opbrengst van de aandelen onder meer goudstaven gekocht.
Een deel van het aan de notaris overgemaakte bedrag van €445.000, te weten €212.419,85 is veiliggesteld door de bank en teruggestort aan benadeelde 1.
Verdachte heeft verklaard dat hij vermoedt dat zijn toenmalige boekhouder, boekhouder, verantwoordelijk is geweest voor de overboekingen van zijn bankrekening naar de bankrekening van notaris. Boekhouder beschikte over zijn inloggegevens, en een kopie van zijn paspoort. Dat boekhouder de bankzaken van verdachte regelde, wordt ondersteund door de verklaringen van voormalige personeelsleden van verdachte, personeelslid 1 en personeelslid 2. Boekhouder heeft tijdens zijn verhoor bij de politie eveneens verklaard dat hij de administratie voor verdachte bijhield.
Medeverdachte heeft met de opbrengsten uit de aandelentransactie onder meer bijna 6 kilo goud gekocht bij bedrijf 3 en bij bedrijf 4 (hierna: bedrijf 4)
Verdachte heeft op 18 januari 2016 drie kilo goud opgehaald bij bedrijf 4, de andere drie kilo zijn met een volmacht van medeverdachte opgehaald door getuige.
Het hof acht het niet onmogelijk dat de oplichting van benadeelde 1, de uiterst merkwaardige aandelentransactie en de omzetting van de opbrengst in goudstaven een opzetje is geweest van medeverdachte en boekhouder om de door bedrijf 1 ontvangen gelden zo snel mogelijk in handen te krijgen en om te zetten. Eén van de aanwijzingen daarvoor is dat in de overeenkomst betreffende de aandelenoverdracht als e-mailadres van verdachte een algemeen e-mailadres is vermeld van een bedrijf waar medeverdachte naar eigen zeggen werkzaamheden voor verrichtte. Met betrekking tot de aandelenoverdracht bij de notaris constateert het hof dat verdachte niet persoonlijk bij die overdracht aanwezig is geweest en dat niet duidelijk is geworden hoe de gebruikte volmachten tot stand zijn gekomen. In het dossier bevinden zich geen gelegaliseerde exemplaren van de volmacht die door verdachte zou zijn afgegeven.
Of verdachte bij deze constructie een rol heeft gespeeld en zo ja, welke is onduidelijk. Vaststaat in ieder geval dat hij goudstaven heeft opgehaald bij bedrijf 4. Hij heeft daar zelf over verklaard dat hij het goud onder dwang heeft opgehaald, omdat zijn kinderen werden bedreigd.
Wat ook de reden is geweest dat verdachte het goud heeft opgehaald, hij zal zich zeker hebben gerealiseerd dat de goudoverdracht niet in de haak was. Het “voorhanden hebben van goud(staven)” is hem echter niet tenlastegelegd.
Aan verdachte is slechts tenlastegelegd het witwassen van geldbedragen en, zoals hierboven al overwogen, is er onvoldoende bewijs dat verdachte daar bij betrokken was.
Het hof zal verdachte daarom van beide feiten vrijspreken.
Lees hier de volledige uitspraak.