Geslaagde klacht over bewezenverklaring verbergen en verhullen van “herkomst” geldbedrag
/Hoge Raad 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:790
De verdachte is veroordeeld tot 360 dagen gevangenisstraf, waarvan 119 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren wegens
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’;
Feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III’ en
Feit 4: witwassen.
Middel
Het cassatiemiddel klaagt dat het onder 4 bewezenverklaarde, kort gezegd: het “verbergen of verhullen” van “de herkomst” van uit enig misdrijf afkomstige geldbedragen als bedoeld in artikel 420bis lid 1, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ontoereikend is gemotiveerd.
Beoordeling Hoge Raad
Nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet méér kan worden afgeleid dan dat op ongebruikelijke plaatsen in de (vakantie)woning van de verdachte een grote hoeveelheid geld is aangetroffen, te weten in brandblussers, in een hoes/speeltunnel voor katten achter de bank en in een broekzak van een korte broek die op de grond lag, is de bewezenverklaring wat betreft het verbergen en verhullen van de “herkomst” van het geldbedrag, mede gelet op de wetgeschiedenis van artikel 420bis lid 1, aanhef en onder a, Sr, zoals weergegeven in HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3687, niet toereikend gemotiveerd.
Het cassatiemiddel slaagt.
Lees hier de volledige uitspraak.