Haagse hof zet kader uiteen voor beoordeling witwassen bij aankoop bitcoins tegen contante betaling
/Gerechtshof Den Haag 1 februari 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:104
Het gerechtshof Den Haag heeft uitspraak gedaan in tien strafzaken die voortvloeien uit het onderzoek IJsberg. Dit is één van de eerste grootschalige strafrechtelijke onderzoeken naar het witwassen van bitcoins. De feiten speelden zich van 2013 tot begin 2016 af. In die periode was er sprake van een relatieve onbekendheid met het fenomeen cryptovaluta. Het Haagse gerechtshof heeft een nieuw kader ontwikkeld voor beantwoording van de vraag of de verdachten in deze periode aanleiding hadden moeten hebben voor twijfel dat de bitcoins die zij tegen contante betaling kochten of verkochten een criminele herkomst hadden. Het hof komt tot acht veroordelingen.
Het hof heeft twee verdachten vrijgesproken. In de zaken van twee andere verdachten heeft het hof geoordeeld dat er sprake was van de kwalificatie-uitsluitingsgrond. Het hof heeft in de zaken van de overige verdachten gevangenisstraffen opgelegd variërend van drie maanden (en een taakstraf) tot 51 maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarbij is steeds een strafvermindering toegepast in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraken in negen gelijktijdig behandelde ontnemingszaken volgen over vier weken.
Vier van de tien verdachten waren hoofdzakelijk actief als bitcoinwisselaar. Zij kochten bitcoins in tegen contant geld. De aldus verkregen bitcoins wisselden zij via online geldwisselkantoren om in girale euro’s, die zij vervolgens contant opnamen. Met dat contante geld kochten zij vervolgens weer bitcoins. De overige verdachten waren in het bezit van zodanige aantallen bitcoins dat het voorhanden hebben daarvan als witwassen is aangemerkt. Naast dit witwassen werden enkele verdachten ook verdacht van andere strafbare feiten, zoals overtredingen van de Opiumwet, mishandeling en bedreiging.
In deze zaken had de rechtbank Rotterdam in 2017 en 2018 vonnissen gewezen. In enkele zaken hebben de verdachten hoger beroep ingesteld, in andere het Openbaar Ministerie en in één geval zowel de verdachte als het Openbaar Ministerie. De rechtbank had de verdachten veroordeeld tot (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen variërend van zes jaar tot drie maanden. Het hof legt onder meer een andere maatstaf aan dan de rechtbank bij de beoordeling of sprake was van witwassen van bitcoins.
Principiële beslissingen
In de arresten van het gerechtshof Den Haag worden diverse principiële beslissingen genomen.
De rechtbank Rotterdam achtte voor de vraag of sprake was van witwassen doorslaggevend of bitcoins gelinkt konden worden aan darkwebmarkets. Het hof heeft die weg niet voor alle verdachten gevolgd, omdat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachten ervan op de hoogte waren of konden zijn dat de bitcoins die zij omwisselden van darkwebmarkets afkomstig waren. In plaats daarvan heeft het gerechtshof een nieuw kader ontwikkeld voor de beantwoording van de vraag of de verdachten in genoemde periode aanleiding hadden moeten hebben voor twijfel dat de bitcoins die zij tegen contante betaling kochten of verkochten, een criminele herkomst hadden.
Bij de beoordeling van die vraag wordt vaak gebruik gemaakt van zogenaamde witwastypologieën. Dat was ook in de genoemde periode al zo. Bij het formuleren van een dergelijke typologie heeft het gerechtshof aansluiting gezocht bij de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. In die wet en in daarop gebaseerde regelgeving werd in die tijd een transactie van een bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen, die daarvoor in contanten werd betaald, als ongebruikelijk aangemerkt als die contante betaling € 25.000,-- of meer bedroeg. Dit bedrag heeft het gerechtshof toegepast op de transacties van de verdachten. Als zij van één persoon bitcoins inkochten met een waarde van meer dan € 25.000,- (in één keer of in een periode van een maand), levert dat volgens het hof het vermoeden op dat deze bitcoins een criminele herkomst hadden. In die gevallen mag van de verdachten worden verlangd dat zij dit vermoeden weerleggen met een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring. Op één uitzondering na zijn de verdachten daarin niet geslaagd.
Daarnaast heeft het gerechtshof bepaalde technieken om bitcointransacties te analyseren als voldoende betrouwbaar beoordeeld om in een strafzaak te gebruiken. Concreet gaat het daarbij om de technieken clustering en labelling.
Lees hier de volledige uitspraak.