Hof: Afgeleid verschoningsrecht Peter R. de Vries voor communicatie met kroongetuige over mediastrategie

Gerechtshof Den Haag 25 mei 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:897

Het gerechtshof Den Haag heeft uitspraak gedaan in het hoger beroep van een zaak die misdaadverslaggever Peter R. de Vries en advocaat mr. Schouten tegen de Nederlandse staat hadden aangespannen.

De Vries is in dienst getreden van het advocatenkantoor van mr. Schouten. Mr. Schouten staat een kroongetuige, tevens verdachte, in het Marengoproces bij. Voor deze kroongetuige treedt de misdaadverslaggever onder meer op als mediawoordvoerder en vertrouwenspersoon. De vragen zijn of De Vries een verschoningsrecht heeft en of hij vertrouwelijke telefoongesprekken mag voeren met de kroongetuige, die in detentie zit. Het hof heeft – net als de rechtbank – deze vragen bevestigend beantwoord en De Vries en mr. Schouten in het gelijk gesteld.

Volgens het hof heeft Peter R. de Vries, als medewerker van Schouten, ook juridische werkzaamheden verricht. Voor die werkzaamheden heeft hij zonder meer, ook uitgaande van het standpunt van de Staat, een afgeleid verschoningsrecht.

“Uit het feit dat [appellant 2] voor een advocatenkantoor juridische werkzaamheden verricht, is af te leiden dat hij over ter zake dienende juridische kennis bezit, hetgeen op de zitting in hoger beroep van de kant van Schouten c.s. nog is bevestigd met de – onweersproken – opmerking dat [appellant 2] meer dan gemiddeld is gekwalificeerd voor het verrichten van juridische dienstverlening (punt 36 PA-dV). In de stellingen van Schouten c.s. ligt besloten dat [appellant 2] bij zijn advisering over mediazaken en -strategieën en bij zijn mediawoordvoering gebruik maakt van die juridische kennis (waaronder kennis van de procedurele kanten van het strafproces en de inhoudelijke kennis over de zaak). Reeds hierom strekt het aan [appellant 2] toekomende afgeleid verschoningsrecht zich ook hierover uit. Waar [appellant 2] optreedt als vertrouwenspersoon voor de kroongetuige geldt hetzelfde: gezien de onderwerpen waarover de kroongetuige met [appellant 2] wil overleggen (onder meer zijn strafzaak en de strafprocessuele strategieën van de zestien andere advocaten) is ook daarbij juridische kennis van belang. Hieraan doet, anders dan de Staat meent (punt 2.7 PA-Staat), niet af dat [appellant 2] in een brief van 15 januari 2021 aan de beklagcommissie van de PI (productie 8 van de Staat) zelf heeft aangegeven dat juridische bijstand aan de kroongetuige een taak is van Schouten en mr. de Jong . Daarmee bedoelt [appellant 2] klaarblijkelijk, gezien ook punt 4.18 MvA, dat de verdediging van de kroongetuige als verdachte is voorbehouden aan Schouten en mr de Jong , maar dat op andere terreinen waarvoor eveneens juridische kennis is vereist, (ook) [appellant 2] voor de kroongetuige werkzaam is.”

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^