Hoge Raad verduidelijkt rechtsmiddelen voor verschoningsgerechtigden bij beslag op digitale gegevens

Hoge Raad 15 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:578

In een grootschalig onderzoek naar vermeende omkoping van artsen bij een ziekenhuis is klager, een arts, aangemerkt als verdachte. In juni 2022 worden diverse digitale gegevensdragers en e-mailboxen in beslag genomen. Vanwege de betrokkenheid van een verschoningsgerechtigde wordt een rechter-commissaris (RC) aangewezen om toezicht te houden op de selectie van mogelijk onder het medisch beroepsgeheim vallende informatie.

Na filtering door een geheimhoudersmedewerker van de FIOD en handmatige beoordeling door de RC, worden 1727 bestanden als geheimhoudersinformatie aangemerkt. Deze bestanden worden volgens de beschikking van 22 november 2023 ‘uitgegrijsd’ om ze ontoegankelijk te maken voor het onderzoeksteam. De overige 1328 bestanden worden bestempeld als vals-positieven en zijn bestemd voor overdracht aan het onderzoeksteam. Klager krijgt de mogelijkheid tot voorafgaande controle van deze bestanden.

Bij die controle gebruikt klager niet de door de FIOD meegeleverde analysetool QView, maar de geavanceerdere tool NUIX. Daarbij blijkt dat de uitgegrijsde bestanden opnieuw zichtbaar worden. Klager concludeert dat het uitgrijsproces technisch onvoldoende bescherming biedt, en dat ook het onderzoeksteam – bij gebruik van andere analysetools – toegang kan krijgen tot deze vertrouwelijke gegevens. Hij dient daarop beklag in ex artikel 98 lid 4 jo. 552a Sv, waarin hij verzoekt tot vernietiging van de geheimhoudersbestanden, dan wel een ontoegankelijkmaking die wél aan de vereisten voldoet. Daarnaast stelt hij dat acht bestanden ten onrechte niet als geheimhoudersinformatie zijn aangemerkt.

Beklag

De rechtbank verklaart het beklag gedeeltelijk gegrond. Op basis van nadere controle met de analysetool QView blijkt dat acht extra bestanden ten onrechte niet als geheimhoudersinformatie zijn aangemerkt. Het openbaar ministerie verzet zich niet tegen verwijdering van deze bestanden. De rechtbank bepaalt dat deze acht bestanden alsnog vernietigd moeten worden dan wel zodanig worden uitgegrijsd dat zij daadwerkelijk ontoegankelijk zijn voor het onderzoeksteam.

Voor het overige verklaart de rechtbank het beklag ongegrond. De rechtbank acht zich onbevoegd om op het verzoek van klager te beslissen over de uitvoering van het uitgrijsproces.

Tijdlijn van de procedure

  • Mei 2020
    Het openbaar ministerie start een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke omkoping van artsen bij een ziekenhuis. Klager is een van de verdachten.

  • Juni 2022
    Bij klager worden diverse (digitale) gegevensdragers in beslag genomen. Vanwege zijn hoedanigheid als arts wordt een rechter-commissaris (RC) betrokken om toezicht te houden op mogelijke geheimhoudersinformatie.

  • 2022–2023
    De RC past filtering toe op de inbeslaggenomen bestanden, met behulp van een zoektermenlijst van klager. Wegens veel ‘false positives’ beoordeelt de RC uiteindelijk handmatig 3055 bestanden.

  • 22 november 2023
    De RC beslist dat 1727 bestanden geheimhoudersinformatie bevatten. Deze worden ‘uitgegrijsd’, zodat ze ontoegankelijk blijven voor het onderzoeksteam. De overige 1328 bestanden mogen na controle aan het onderzoeksteam worden verstrekt.

  • Januari 2024
    Klager voert controle uit op de 1328 bestanden met behulp van analysetool NUIX (i.p.v. de FIOD-toegezonden tool QView) en ontdekt dat hij toegang heeft tot alle uitgegrijsde bestanden. Hij stelt dat dus ook het onderzoeksteam toegang had kunnen krijgen tot deze geheimhoudersinformatie.

  • Begin 2024
    Klager dient een klaagschrift in ex artikel 98 lid 4 juncto 552a Sv, met het verzoek tot herbeoordeling, vernietiging of correcte uitgrijzing van de geheimhoudersbestanden.

  • 25 april 2024
    De rechtbank Amsterdam verklaart het beklag slechts gedeeltelijk gegrond (voor 8 extra bestanden die ten onrechte niet als geheimhoudersinformatie zijn aangemerkt) en oordeelt dat zij niet bevoegd is om te beslissen op het verzoek om vernietiging of verbeterde uitgrijzing.

Middel

Het cassatiemiddel keert zich tegen het oordeel van de rechtbank dat zij niet bevoegd is om op het verzoek van klager te beslissen. De rechtbank heeft het klaagschrift uitsluitend opgevat als beklag tegen de beschikking van de RC tot inbeslagneming en selectie, en niet als een verzoek ex artikel 552a lid 2 Sv gericht tegen de wijze van uitvoering van het vernietigingsbevel.

Beoordeling Hoge Raad

De Hoge Raad grijpt deze zaak aan om helderheid te verschaffen over de onderscheiden rechtsgangen die openstaan voor verschoningsgerechtigden bij beslag op (digitale) gegevens. De kernoverwegingen luiden als volgt:

Beklag ex artikel 98 lid 4 Sv
Artikel 98 Sv waarborgt dat bij inbeslagneming het verschoningsrecht van beroepsgroepen zoals artsen of advocaten wordt gerespecteerd. De rechter-commissaris (RC) beslist of inbeslagneming, vastlegging en/of kennisneming van gegevens is toegestaan. Tegen die beslissing staat beklag open bij het gerecht in feitelijke aanleg op grond van artikel 98 lid 4 Sv. Artikel 552a Sv is op deze procedure van toepassing.

Het beklag richt zich in beginsel uitsluitend op de rechtmatigheid van de beslissing van de RC. Indien sprake is van selectie uit omvangrijk digitaal materiaal, kan ook de wijze van selectie worden getoetst, met name of het verschoningsrecht van de klager daarbij voldoende is gewaarborgd.

Selectie en filtering van digitale gegevens
Bij grote hoeveelheden digitaal materiaal ligt het voor de hand dat de RC onder begeleiding van een geheimhoudersmedewerker een selectie uitvoert. Daarbij wordt vaak gewerkt met zoektermenlijsten die door de verschoningsgerechtigde worden aangeleverd. De RC kan op basis van deze filtering bepalen welke gegevens onder het verschoningsrecht vallen en dus vernietigd moeten worden, voordat het resterende materiaal aan het onderzoeksteam wordt verstrekt.

Vernietiging van gegevens en waarborgen
De vernietiging van als geheimhoudersinformatie aangemerkte gegevens moet zodanig worden uitgevoerd dat:

  • de gegevens niet meer kenbaar zijn,

  • zij geen deel uitmaken van het strafdossier,

  • en dat daar in het verdere strafproces geen acht op kan worden geslagen.

Het OM is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze vernietiging. Er moet een proces-verbaal worden opgemaakt waarin is vastgelegd hoe is gewaarborgd dat niemand binnen het onderzoeksteam toegang heeft (gehad) tot de vernietigde gegevens. Indien gebruik wordt gemaakt van technische voorzieningen (zoals uitgrijzing), moeten deze controleerbaar zijn, bijvoorbeeld via logging van handelingen binnen het systeem.

Verzoek tot vernietiging ex artikel 552a lid 2 Sv
Naast het beklag ex artikel 98 lid 4 Sv, biedt artikel 552a lid 2 Sv een zelfstandige route voor belanghebbenden – waaronder verschoningsgerechtigden – om de rechter te verzoeken tot vernietiging van (digitale) gegevens. Dit is met name relevant wanneer betwijfeld wordt of de bevolen vernietiging daadwerkelijk en adequaat is uitgevoerd.

Voorwaarde is dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden aandraagt die erop wijzen dat de vernietiging ondeugdelijk is uitgevoerd. In dat geval moet de rechter toetsen of de geheimhoudersgegevens daadwerkelijk ontoegankelijk zijn gemaakt. Zo nodig kan de rechter de RC opdracht geven tot aanvullend onderzoek. Indien blijkt dat onvoldoende waarborgen zijn getroffen, dient het OM nadere maatregelen te treffen.

Gevoegde behandeling van beklag en verzoek
Indien een verschoningsgerechtigde zowel een beklag ex artikel 98 lid 4 Sv als een verzoek tot vernietiging ex artikel 552a lid 2 Sv indient, verdient het aanbeveling dat deze procedures gezamenlijk worden behandeld en in één beschikking worden afgedaan.

Toetsing door de zittingsrechter
Indien in een strafzaak alsnog geheimhoudersgegevens opduiken waarvan de vernietiging eerder was bevolen, kan de zittingsrechter deze niet alsnog uit het dossier verwijderen. Wel kan de verdachte een beroep doen op artikel 359a Sv, stellende dat sprake is van een vormverzuim wegens schending van het verschoningsrecht. Als aannemelijk wordt gemaakt dat de verdachte door dat gebruik in zijn belangen is geschaad, moet de rechter het bewijs daarop toetsen.

Toepassing op onderhavige zaak

De Hoge Raad oordeelt dat het beklag van klager niet alleen moet worden opgevat als een klacht tegen de beslissing van de RC, maar ook als een verzoek tot vernietiging in de zin van artikel 552a lid 2 Sv. Klager heeft immers gemotiveerd betoogd dat de technische uitvoering van het ‘uitgrijzen’ ondeugdelijk is. De rechtbank had het beklag in zoverre moeten herkwalificeren en inhoudelijk moeten toetsen of het vereiste van daadwerkelijke ontoegankelijkheid is gewaarborgd.

Conclusie

De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank voor zover deze geen beslissing bevat op het verzoek tot vernietiging en bepaalt dat de stukken worden teruggezonden naar de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling van dit verzoek. Daarmee onderstreept de Hoge Raad het belang van rechterlijke controle op de feitelijke uitvoering van beslissingen tot vernietiging van geheimhoudersgegevens, teneinde de bescherming van het verschoningsrecht te waarborgen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^