HR gaat in op betekenis van EHRM Keskin voor beoordeling van verzoeken tot het oproepen en horen van getuigen en voor het gebruik van verklaringen van getuigen voor het bewijs
/Hoge Raad 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576
De Hoge Raad gaat in dit arrest nader in op de uitspraak van het Europees hof voor de rechten van de mens in de zaak Keskin tegen Nederland en de betekenis van die uitspraak voor de beoordeling van verzoeken tot het oproepen en horen van getuigen door de Nederlandse strafrechter en voor het gebruik van verklaringen van getuigen voor het bewijs in gevallen waarin de verdediging niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om het ondervragingsrecht uit te oefenen.
Na een weergave van eerdere rechtspraak van de Hoge Raad en van de overwegingen van het EHRM in de zaak Keskin, bespreekt de Hoge Raad – in reactie op de uitspraak van het EHRM – enkele uitgangspunten van het Nederlandse stelsel met betrekking tot het oproepen en horen van getuigen.
Vervolgens zet de Hoge Raad uiteen dat de uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin aanleiding geeft tot het bijstellen van de eisen die in eerdere rechtspraak door de Hoge Raad zijn geformuleerd over de onderbouwing van verzoeken van de verdediging tot het oproepen en horen van getuigen. Ten slotte maakt de Hoge Raad enkele opmerkingen over het bieden van gelegenheid voor de uitoefening van het ondervragingsrecht en de beoordeling van de ‘overall fairness’ van de procedure.
Lees hier de volledige uitspraak.