HR herhaalt overwegingen m.b.t. de mogelijkheid om in geval van “gemeenschappelijk voordeel” hoofdelijke betalingsverplichting op te leggen

Hoge Raad 4 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2243

Het bestreden arrest houdt in dat de betrokkene uit de in de hoofdzaak bewezenverklaarde feiten en uit andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan, financieel voordeel heeft genoten. Het Hof heeft het aldus wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 102.304,- en heeft aan de betrokkene een hoofdelijke betalingsverplichting opgelegd ter ontneming van dat bedrag, verminderd met een bedrag van € 5.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.

Het Hof heeft een gevoerd verweer als volgt verworpen:

"Het hof ziet geen aanleiding het geschatte bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel te matigen. Het hof stelt de betalingsverplichting vast op het hierboven genoemde bedrag. Niet aannemelijk is dat veroordeelde dit bedrag nu en in de toekomst niet zal kunnen betalen. Daarnaast heeft het hof in de strafzaak bewezen verklaard dat zij in nauwe en bewuste samenwerking met haar mede-veroordeelde de feiten heeft gepleegd. Op grond van artikel 36e, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht is zij samen met haar mede-veroordeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de betalingsverplichting."

Middel

Het middel klaagt over de oplegging door het Hof van een hoofdelijke betalingsverplichting aan de betrokkene voor het gehele bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel.

Beoordeling Hoge Raad

Voormeld art. 36e, zevende lid, Sr luidt:

"Bij het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel op grond van het eerste en tweede lid ter zake van strafbare feiten die door twee of meer personen zijn gepleegd, kan de rechter bepalen dat deze hoofdelijk dan wel voor een door hem te bepalen deel aansprakelijk zijn voor de gezamenlijke betalingsverplichting."

Bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden uitgegaan van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Art. 36e, zevende lid, Sr voorziet daarbij in het opleggen van een individuele verplichting tot betaling van het totale geschatte bedrag aan voordeel dat door twee of meer verenigde personen uit een door hen gepleegd strafbaar feit wederrechtelijk is verkregen. Met de daarin voorziene regeling van een hoofdelijke betalingsverplichting is niet beoogd af te doen aan het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel. Het opleggen van een hoofdelijke betalingsverplichting voor het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zonder dat is kunnen worden vastgesteld dat de 'schuldenaar' dat voordeel heeft verkregen, zal doorgaans in strijd zijn met het uitgangspunt dat slechts voordeel kan worden ontnomen dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. Alleen indien het verkregen wederrechtelijk voordeel als 'gemeenschappelijk voordeel' kan worden aangemerkt waarover ieder van de mededaders kan beschikken of heeft kunnen beschikken, tast oplegging van een hoofdelijke betalingsverplichting het karakter van de ontnemingsmaatregel niet aan. Dit 'gemeenschappelijk voordeel' kan dan aan ieder van de mededaders voor het geheel worden toegerekend. Indien door twee of meer personen een strafbaar feit is gepleegd dat wederrechtelijk voordeel heeft opgeleverd, kan daaraan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat het verkregen voordeel als 'gemeenschappelijk voordeel' moet worden aangemerkt. Het hangt af van de omstandigheden van het geval wanneer daarvan sprake zal zijn. (Vgl. HR 7 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:884.)

Gelet op hetgeen is overwogen, is het oordeel van het Hof dat art. 36e, zevende lid, Sr kan worden toegepast ontoereikend gemotiveerd, nu dat oordeel enkel is gebaseerd op de overweging dat in de strafzaak is bewezenverklaard dat de betrokkene "in nauwe en bewuste samenwerking met haar mede-veroordeelde de feiten heeft gepleegd". Het middel klaagt daarover terecht.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^