HR herhaalt overwegingen m.b.t. medeplegen en i.h.b. de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid

Hoge Raad 14 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:394

De Verdachte is voor het medeplegen van een diefstal met geweld (straatroof) veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Verder heeft het hof een beslissing genomen over inbeslaggenomen voorwerpen.

Middel

Het cassatiemiddel klaagt in de kern dat de bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.

Beoordeling Hoge Raad

In onder meer zijn arrest van 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, heeft de Hoge Raad enige algemene beschouwingen over het medeplegen gegeven. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de Verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.

Voor zover het cassatiemiddel klaagt dat het hof aan de inhoud van een OVC-gesprek dat voor het bewijs is gebruikt (bewijsmiddel 7), een wezenlijk andere betekenis heeft gegeven dan daaraan is bedoeld te geven, faalt het. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4.3 tot en met 4.5.

Ook voor zover het cassatiemiddel klaagt over de bewijsvoering van het medeplegen, kan het niet tot cassatie leiden. Het hof heeft vastgesteld dat de Verdachte degene is geweest die de auto voor de beroving ter beschikking heeft gesteld en heeft bestuurd, zijn mededaders heeft afgezet bij het hotel en daarna de auto midden op de weg tot stilstand heeft gebracht, precies op het moment dat zijn mededaders na de beroving van het slachtoffer de weg oprenden, zodat zij direct konden instappen en de buit kon worden veiliggesteld. Hieruit heeft het hof afgeleid dat is gehandeld overeenkomstig een tevoren gesmeed plan. Verder heeft het hof op grond van de OVC-gesprekken vastgesteld dat de verwachte opbrengst van de beroving gelijkelijk over de Verdachte en mededaders zou worden verdeeld. Het hof heeft op basis van deze vaststellingen geoordeeld dat de Verdachte bij de beroving bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn mededaders. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^