HR over afstand van bevoegdheid om verzet in te stellen tegen strafbeschikking

Hoge Raad 19 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1677

De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan over het doen van afstand van de bevoegdheid om verzet in te stellen tegen een strafbeschikking. De verdachte doet afstand van zijn bevoegdheid om verzet tegen een strafbeschikking in te stellen als hij vrijwillig aan die strafbeschikking voldoet (artikel 257e lid 1 Sv). In het algemeen mag de rechter die vrijwillige afstand afleiden uit het feit dat aan die strafbeschikking is voldaan. Maar als de verdachte gemotiveerd aanvoert dat van vrijwilligheid geen sprake was, moet de rechter dat onderzoeken. In dit geval is gemotiveerd aangevoerd dat van vrijwilligheid geen sprake was vanwege de onderbewindstelling van de verdachte. Het hof had het verzet daarom niet zonder nader onderzoek naar de vrijwilligheid niet-ontvankelijk mogen verklaren.

Achtergrond

De enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland vernietigd en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het verzet tegen de strafbeschikking.

Middel

Het cassatiemiddel komt op tegen het oordeel van het hof dat het tegen de strafbeschikking gedane verzet niet-ontvankelijk is.

Beoordeling Hoge Raad

In artikel 257e lid 1, derde volzin, Sv is bepaald dat verzet niet kan worden gedaan als de verdachte afstand heeft gedaan van de bevoegdheid daartoe door vrijwillig aan de strafbeschikking te voldoen. Volgens de wetsgeschiedenis mag uit de omstandigheid dat aan de strafbeschikking wordt voldaan, in het algemeen worden afgeleid dat de verdachte vrijwillig aan de strafbeschikking heeft voldaan. Als echter door of namens de verdachte gemotiveerd wordt aangevoerd dat in de concrete omstandigheden van het geval het voldoen aan de strafbeschikking niet vrijwillig was, moet de rechter onderzoeken of sprake was van vrijwilligheid en moet hij van dat onderzoek blijk geven in de uitspraak.

Het hof heeft – onder verwijzing naar het standpunt van de advocaat-generaal in hoger beroep – het tegen de strafbeschikking gedane verzet niet-ontvankelijk verklaard. Die beslissing berust op het kennelijke oordeel van het hof dat de verdachte met de betaling van het sanctiebedrag vrijwillig aan de strafbeschikking heeft voldaan. Het hof heeft dat oordeel echter ontoereikend gemotiveerd, nu namens de verdachte gemotiveerd is aangevoerd dat vanwege zijn onderbewindstelling geen sprake was van vrijwillige voldoening door de verdachte aan de strafbeschikking, en het hof geen blijk heeft gegeven van het bedoelde onderzoek.

Het cassatiemiddel slaagt.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^