HR: Slechts sprake van ‘eigen waarneming’ van de rechter indien waarneming is gedaan door rechters die deel uitmaken van samenstelling die bestreden uitspraak heeft gewezen

Hoge Raad 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1682

De verdachte is door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot 46 maanden gevangenisstraf wegens 1, 2, 3, 5, 6 en 8, telkens afpersing en 4 en 7, telkens poging tot afpersing.

Deze bewezenverklaring steunt onder meer op het volgende bewijsmiddel:

“19. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 7 juni 2017 (pagina 4), voor zover inhoudende als waarneming van het hof omtrent de ter terechtzitting getoonde beelden van ‘Overval Kruidvat, 8 oktober 2015’ (feit 3):

Op de beelden is te zien dat iemand de winkel binnenkomt en iets in de linkerhand draagt. De persoon draagt een grijze muts en een jas met horizontale streep op het rugpand.”

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 en 21 juni 2017 houdt, voor zover voor de beoordeling van het cassatiemiddel van belang, het volgende in:

Op 7 juni 2017 zijn tegenwoordig:

mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,

mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren, (...)

De voorzitter deelt mede dat de camerabeelden die door de raadsman aan het hof zijn overgelegd ter terechtzitting zullen worden getoond.

De beelden worden getoond.

Per fragment wordt door het hof het volgende waargenomen (...)

4. Overval Kruidvat, 8 oktober 2015 = feit 3

De voorzitter deelt mede:

Op de beelden is te zien dat iemand de winkel binnenkomt en iets in de linkerhand draagt. De persoon draagt een grijze muts en een jas met horizontale streep op het rugpand. Door het personeel van de winkel wordt geld uit de kassa gehaald. In de rechterhand draagt de persoon iets puntigs met iets daaromheen. Dit zou een dolk met daaromheen een foedraal kunnen zijn. De persoon draagt een donkere broek en donkere schoenen. Te zien is dat het personeel geld uit een cassette haalt. Dit wordt bij de kassa neergelegd. De persoon pakt dit geld met de rechterhand van de kassa. Met de linkerhand blijft de overvaller bij het gezicht. Ik zie in die linkerhand een wit propje. De medewerkers van de winkel kijken toe met hun handen in de lucht.”

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 augustus 2018 houdt, voor zover voor de beoordeling van het cassatiemiddel van belang, het volgende in:

Tegenwoordig:

mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,

mr. C.M. Hilverda en mr. N.J.M. Ruyters, raadsheren, (...)

De voorzitter deelt als volgt mede:

Er hebben eerdere behandelingen van de zaak plaatsgevonden. Op de terechtzitting van 7 juni 2017 werd het onderzoek onderbroken en op de terechtzitting van 21 juni 2017 werd het onderzoek gesloten. Het hof heeft vervolgens op 5 juli 2017 een tussenarrest gewezen.

Met instemming van de advocaat-generaal, de verdachte en de raadsman hervat het hof, dat anders is samengesteld dan ten tijde van het wijzen van het tussenarrest van dit gerechtshof op 5 juli 2017, het onderzoek van de zaak in de stand waarin het zich op dat tijdstip bevond. (...)

De voorzitter deelt voorts mede dat na te noemen stukken aan het dossier zijn toegevoegd en deelt mondeling de korte inhoud daarvan mede:

- het proces-verbaal van de terechtzittingen van dit gerechtshof d.d. 7 juni 2017 en 21 juni 2017”

Het bestreden arrest houdt in dat het is gewezen door de raadsheren Van Cruchten, Hilverda en Ruyters.

Middel

Het cassatiemiddel klaagt onder meer met betrekking tot het onder 3 bewezenverklaarde feit, dat het hof voor het bewijs gebruik heeft gemaakt van een “eigen waarneming” die het hof in een andere samenstelling heeft gedaan dan de samenstelling die het bestreden arrest heeft gewezen.

Beoordeling Hoge Raad

Er is slechts dan sprake van een ‘eigen waarneming’ van de rechter zoals bedoeld in artikel 340 Sv, indien de waarneming is gedaan door de rechters die deel uitmaken van de samenstelling van het gerecht dat de bestreden uitspraak heeft gewezen.

Als die samenstelling een andere is dan de samenstelling die op een eerdere terechtzitting een waarneming heeft gedaan, staat echter geen rechtsregel eraan in de weg dat op grond van artikel 344 lid 1, aanhef en onder 2°, Sv voor het bewijs gebruik wordt gemaakt van het proces-verbaal van de eerdere terechtzitting waarin deze waarneming is gerelateerd.

Door bewijsmiddel 19 aan te duiden als “proces-verbaal van de terechtzitting (...), voor zover inhoudende als waarneming van het hof omtrent de ter terechtzitting getoonde beelden (...)” heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat het dit bewijsmiddel heeft gebruikt als ‘schriftelijk bescheid’ als bedoeld in artikel 344 lid 1, aanhef en onder 2°, Sv. Voor zover het cassatiemiddel berust op de opvatting dat het bewijsmiddel is gebruikt als ‘eigen waarneming’ van de rechter, als bedoeld in artikel 340 Sv, mist het feitelijke grondslag. Het cassatiemiddel faalt in zoverre.

De Hoge Raad heeft ook de verder in het cassatiemiddel aangevoerde klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^