Invoer gezichtsmaskers met orchidee-extract. Beroep op AVAS verworpen. Toepassing art. 9a Sr.

Gerechtshof Amsterdam 30 november 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3718

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij in strijd heeft gehandeld met artikel 4 lid 1 of 2 van de EU-Basisverordening 338/97. In die leden wordt bepaald dat specimens van bijlage A respectievelijk bijlage B slechts de Gemeenschap mogen worden binnengebracht indien een invoervergunning is overgelegd aan de Douane.

De verordening 338/97 is voor de daarin opgenomen lijsten per 20 april 2017 gewijzigd met de EU-verordening 2017/160. Onder de specimens genoemd in bijlage B valt de orchideeënfamilie. Een aantal uitzonderingen van die familie wordt genoemd in bijlage A. In dit geval gaat het blijkens de door de verdediging in hoger beroep overgelegde documenten om Cymbidium karan. Deze soort wordt niet uitgezonderd in bijlage A, dus valt deze soort onder bijlage B.

De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van overgelegde documenten aangetoond dat het bedrijf waarvan de door de verdachte ingevoerde gezichtsmaskers afkomstig waren, gebruik maakt van (extract van) gekweekte orchideeën. De verdediging heeft bepleit dat aldus een uitzondering op het verbod tot binnenbrengen aan de orde is. Bovendien had de verdachte geen opzet op het tenlastegelegde.

De verdachte had geen invoervergunning voor het binnen de Gemeenschap brengen van het orchid extract dat zich in de gezichtsmaskers bevond. Bijlage B noemt gevallen waarin de verordening niet van toepassing is. In bijlage B wordt verwezen naar ‘#4’ en voetnoot 8. Daarin staat het volgende opgenomen:

#4 Ter omschrijving van alle delen en producten, met uitzondering van:

(Hof: volgt een aantal niet van toepassing zijnde uitzonderingen)

(8) Op kunstmatig gekweekte specimens van hybriden van de genera Cymbidium, Dendrobium, Phalaenopsis en Vanda zijn de bepalingen van deze verordening niet van toepassing indien zij gemakkelijk als kunstmatig gekweekte specimens kunnen worden herkend en geen tekenen vertonen dat zij aan de wilde natuur zijn onttrokken, zoals mechanische schade of sterke uitdroging als gevolg van het verzamelen, onregelmatige groei en heterogeniteit qua grootte en vorm binnen hetzelfde taxon en dezelfde partij, aan de bladeren klevende algen of andere epifyllen of door insecten of andere organismen veroorzaakte schade; voorts moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

a. a) indien zij in niet-bloeiende toestand worden verzonden, dienen de specimens te worden verhandeld in zendingen die bestaan uit individuele recipiënten (bijvoorbeeld pakken, dozen, kratten of afzonderlijke laadborden met CC-containers) met telkens 20 of meer exemplaren van dezelfde hybride vorm; de planten in elke recipiënt dienen een hoge mate van uniformiteit te vertonen en in goede gezondheid te verkeren; en de zendingen dienen vergezeld te gaan van documentatie, zoals een factuur, waarin het aantal planten van elke hybride vorm duidelijk is aangegeven;

of

b) indien zij in bloeiende toestand worden verzonden, met ten minste één volledig geopende bloem per specimen, is geen minimumaantal specimens per zending vereist maar dienen de specimens op professionele wijze te zijn klaargemaakt voor de detailverkoop, bijvoorbeeld door het aanbrengen van gedrukte etiketten of het gebruik van bedrukte verpakkingen waarop de naam van de hybride en die van het land van laatste verwerking zijn vermeld. Deze informatie dient duidelijk zichtbaar te zijn en een vlotte controle mogelijk te maken. Planten die niet duidelijk voor deze vrijstelling in aanmerking komen, moeten vergezeld gaan van de passende Cites-documenten.

De onder #4 genoemde uitzonderingen zijn niet aan de orde. De uitzondering die is genoemd in voetnoot 8 vindt ook geen toepassing, reeds omdat deze uitzondering klaarblijkelijk slechts ziet op hele planten of delen daarvan en dus niet op in andere producten verwerkt extract.

De conclusie uit het voorgaande moet zijn dat ten tijde van de invoer is gehandeld in strijd met artikel 4 lid 2 van de EU Basisverordening 338/97. Het standpunt van de verdediging dat voldaan is aan de eisen voor invoer wordt derhalve verworpen.

Dat de gezichtsmaskers in de koffer van de verdachte zijn aangetroffen is niet in geschil. De verdachte is in beginsel verantwoordelijk voor de inhoud daarvan. De verdachte heeft verklaard dat de maskers in kwestie niet door hem maar door zijn vriend zijn aangeschaft, dat deze in de haast om tijdig bij het vliegveld te komen in verdachte’s koffer zijn beland en dat hij er geen weet van heeft gehad dat zij orchideeënextract bevatten. Het hof kan deze verklaring niet als onaannemelijk ter zijde schuiven. De verdachte wordt derhalve vrijgesproken van het ten laste gelegde opzet.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake is van afwezigheid van alle schuld. De verdachte heeft de maximaal te vergen zorg betracht.

Voor een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld (AVAS) is vereist dat de verdachte de maximaal te vergen zorg heeft betracht. De verdachte heeft dat niet gedaan. De enkele omstandigheid dat de gezichtsmaskers van een bekend merk in Korea vrij verkrijgbaar zijn is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat het dan ook is toegestaan deze in te voeren in de Europese Unie. Wie naar de Europese Unie reist, moet zich oriënteren op wat wel en niet mag worden ingevoerd en dient aangeschafte en/of mee te nemen goederen op de ingrediënten controleren. Dat heeft de verdachte niet gedaan. Hem komt dan ook geen beroep op verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de strafbare gedraging toe. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

  • Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3.37, eerste lid, van de Wet natuurbescherming

Strafoplegging

  • Geen oplegging van straf.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^