Is er sprake van ‘persoonlijke dienstbetrekking’ (strafverzwarende omstandigheid ex art. 322 Sr) bij een vrijwilliger?
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 5 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9283
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna zeven jaren schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking door zich als penningmeester op allerlei manieren geld dat toebehoorde aan de supportersvereniging van Cambuur toe te eigenen. Zo heeft verdachte onder meer een (Rabobank)rekening van de vereniging gebruikt om privétransacties te betalen en heeft verdachte geld onttrokken aan de kas door facturen dubbel in te boeken. Door zijn handelen heeft verdachte zijn positie als penningmeester keer op keer ernstig misbruikt en het in hem als penningmeester en bestuurslid van de stichting gestelde vertrouwen beschaamd. Ook heeft verdachte de stichting financieel benadeeld. Het door verdachte verduisterde bedrag bedraagt ruim € 20.000.
Strafverzwarende omstandigheid
Door de raadsman is onder verwijzing naar een aantal uitspraken vrijspraak bepleit van de strafverzwarende omstandigheid ‘persoonlijke dienstbetrekking’. Verdachte verrichtte zijn werkzaamheden als vrijwilliger en niet (als werknemer) in dienst van de KVC.
Door de advocaat-generaal is aangevoerd dat gelet op de taken die verdachte uitvoerde, verricht in opdracht en onder toezicht van het bestuur, en het gegeven dat hij voor zijn werkzaamheden een vergoeding ontving de strafverzwarende omstandigheid ‘uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking’ kan worden bewezen. Ook heeft hij betoogd dat de strafverzwarende omstandigheid ‘tegen geldelijke vergoeding’ bewezen kan worden verklaard nu verdachte een geldelijke vergoeding heeft gekregen voor het beheer van de geldbedragen die hij onder zich had.
Vooropgesteld wordt dat voor de beoordeling van belang is dat strafverzwaring van verduistering is ingegeven door het vertrouwen dat gesteld moet kunnen worden in een persoon die een goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep onder zich heeft. Het gaat bij een persoonlijke dienstbetrekking om de verhouding tussen de ondergeschikte jegens zijn meerdere. Of sprake is van een persoonlijke dienstbetrekking is een feitelijke vraag.
Uit de verklaring van aangever getuige 2, voorzitter van de KVC, volgt dat verdachte specifieke werkzaamheden verrichtte met betrekking tot de inkomsten, uitgaven en de boekhouding van de KVC. Volgens getuige 2 was er sprake van een gezagsverhouding en verrichtte verdachte zijn werkzaamheden in opdracht en onder toezicht van het bestuur van de KVC. Ook diende hij over zijn werkzaamheden verantwoording af te leggen aan het bestuur van de KVC en de Betaald Voetbal Organisatie (hierna: BVO) Cambuur.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij sinds 1991 of 1992 tweede penningmeester van de KVC is. Verdachte verrichtte onder meer administratieve werkzaamheden. De eerste penningmeester was toen getuige 3. De eerste penningmeester is eindverantwoordelijk voor de geldstromen. De inkomsten vanuit de horeca werden door verdachte geteld en aangeleverd bij getuige 3. De geldstromen vanuit het oud papier werden door verdachte gedaan. Getuige 3 moest verdachte controleren. Door twee bestuursleden van de KVC werden de jaarrekeningen gecontroleerd en geaccordeerd. De werkzaamheden van verdachte hielden onder meer in: het in ontvangst nemen van de dagopbrengsten van de kiosken, bierhokken en het supportershome Het Hertje, het tellen en administratief verwerken van de omzet in omzetlijsten, het bijhouden en administreren van de opbrengsten uit de verkoop van programmaboekjes, het oud papier, de fietsenstalling, de merchandise, donateurs en collectes, de betaling van de algemene kosten en het aansturen van de vrijwilligers die het oud papier ophalen. Als tweede penningmeester had verdachte daartoe onder meer de beschikking over een Rabobankrekening, bestemd voor de opbrengsten van het oud papier. Verdachte was de enige adressant van deze rekening en had als enige een bankpas van die rekening. Daarnaast kon verdachte, samen met getuige 3, beschikken over een ING-bankrekening.
Voor zijn werkzaamheden als tweede penningmeester bij de KVC ontving verdachte € 150 per maand en daarnaast kreeg hij jaarlijks een onkostenvergoeding van ongeveer € 900. Volgens verdachte zou je kunnen spreken van een vast dienstverband. Op de vraag aan verdachte of het klopt dat hij specifieke werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de inkomsten, uitgaven en de boekhouding van de KVC, dat er sprake was van een gezagsverhouding, dat verdachte de werkzaamheden verrichtte in opdracht en onder toezicht van het bestuur van de KVC en dat hij daarover verantwoording moest afleggen aan het bestuur van de KVC heeft verdachte bevestigend geantwoord.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat sprake was van ondergeschiktheid en van (een zeker) vertrouwen dat in verdachte als vrijwilliger, in de functie van tweede penningmeester, werd gesteld. Er was sprake van een gezagsverhouding. Verdachte verrichtte specifieke werkzaamheden in opdracht en onder toezicht van het bestuur van KVC, waarvoor verdachte ook verantwoording moest afleggen aan het bestuur van de KVC. Voor zijn werkzaamheden ontving verdachte bovendien een structurele geldelijke vergoeding. Naar het oordeel van het hof is onder deze concrete en specifieke omstandigheden sprake van ‘uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking’ en ‘tegen geldelijke vergoeding’ in de zin van art. 322 Sr, zodat het hof deze strafverzwarende grond wettig en overtuigend bewezen acht.
Dat geen sprake was van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst doet aan dit oordeel niet af.
Bewezenverklaring
Feit 1: verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of tegen geldelijke vergoeding onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Feit 2: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 220 uren.
Lees hier de volledige uitspraak.