Journalist mocht als getuige worden opgeroepen in strafrechtelijk onderzoek naar schenden ambtsgeheim (door delen informatie over “wegschikken” schade berokkend door Chemours)
/Rechtbank Rotterdam 7 november 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:11231
Op 30 mei 2023 werden tijdens een commissievergadering van de gemeente Dordrecht de leden van de gemeenteraad en de commissie vertrouwelijk geïnformeerd over de juridische verwikkelingen tussen de gemeente Dordrecht c.s. en Chemours.
Verdachte was als commissielid van de PvdA-fractie op de hoogte van die informatie en heeft (delen van) die informatie gedeeld met Persoon A van het Naam publieke omroepvereniging onderzoeksprogramma Naam programma .
Verdachte wordt vervolgd voor het schenden van zijn ambtsgeheim.
De verdediging heeft op 20 april 2024 verzocht om onder meer Persoon A als getuige te horen. Verdachte heeft informatie uit de vergadering van 30 mei 2023 gedeeld met Persoon A. Persoon A, aldus de verdediging, leek er eveneens van uit te gaan dat het college in het geheim door Chemours toegebrachte schade zou willen “wegschikken” met dit chemiebedrijf. Daarnaast zou Persoon A Verdachte niet op de hoogte hebben gesteld dat de door Verdachte gelekte informatie gepubliceerd zou worden en in welke vorm dat zou gebeuren.
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen het toewijzen van Persoon A als getuige.
De rechter-commissaris heeft op 17 juni 2024 het verzoek tot het horen van Persoon A als getuige toegewezen.
Persoon A is op 19 augustus 2024 opgeroepen als getuige een verklaring af te leggen in de strafzaak tegen verdachte.
Namens Persoon A heeft zich op 19 augustus 2024 een raadsman gesteld. Deze heeft aangegeven dat Persoon A bezwaar maakt tegen de oproeping. Hij verzoekt die oproeping in te trekken. Ter motivering van dat verzoek stelt de raadsman dat Persoon A wordt gehoord over Chemours in zijn hoedanigheid van journalist van Naam programma en dat hem in dat verband het journalistiek verschoningsrecht toekomt. Vanwege het belang dat toekomstige bronnen Persoon A blijven vertrouwen als vanwege het maatschappelijk belang van bronbescherming en een onafhankelijke journalistiek zal Persoon A, aldus de raadsman, geen informatie van en over zijn bronnen prijsgeven of zal hij anderszins fungeren als verlengstuk van justitie of van partijen in het strafrechtelijk onderzoek.
De verdediging en de officier van justitie zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Daarvan is geen gebruik gemaakt.
De rechter-commissaris overweegt als volgt.
Persoon A stelt zich op het standpunt dat reeds de oproeping een inbreuk maakt op het aan hem toekomend journalistiek verschoningsrecht en dat, nu er geen sprake is van zwaarwegende belangen waardoor het brongeheim moet wijken, die oproeping moet worden ingetrokken. Dat recht is echter niet zodanig verstrekkend, dat reeds de enkele oproeping daaronder valt. Die oproeping houdt in casu immers geenszins een rechterlijk bevel in (expliciet noch impliciet) tot openbaarmaking van een bron of daaraan gerelateerde informatie en onvoldoende concreet is gemaakt dat de oproeping in het onderhavige geval er al toe leidt dat de journalist als verlengstuk van justitie wordt gezien teneinde de identificatie van een bron mogelijk te maken. Het is daarbij, gelet op het wettelijk stelsel dat ziet op het horen van (verschoningsgerechtigde) getuigen niet aan de rechter-commissaris om voorafgaand aan de oproeping ambtshalve te beoordelen of en zo ja de getuige zich gaat beroepen op een verschoningsrecht en in welke mate hij dat zal doen. Daarbij zij nog opgemerkt dat het recht op bronbescherming een recht betreft van de journalist en niet een verplichting aan de journalist.
Persoon A beroept zich in de kern op artikel 218a Sv dat regelt dat een journalist/publicist die in het kader van nieuwsgaring beschikt over informatie van personen die de informatie hebben verstrekt ter openbaarmaking ervan, zich kan verschonen van beantwoording van vragen over de herkomst van die informatie.
Niet ter discussie staat dat Persoon A journalist/publicist is en uit de processtukken kan voldoende worden afgeleid dat de gelekte informatie door Persoon A werd verzameld met het oog op berichtgeving ten behoeve van het publiek debat, ook als publicatie nog niet direct in zicht was.
Persoon A heeft via zijn advocaat te kennen gegeven als getuige noch informatie prijs te willen geven van en over zijn bron, noch over de context waarin die informatie is verkregen.
De rechter-commissaris overweegt dat bronbescherming niet alleen ziet op de personalia van de bron, maar zich ook uitstrekt tot de door die bron verstrekte informatie en de context waarin die informatie is verstrekt (brongerelateerde informatie). Om toekomstige bronnen niet af te stoten geldt daarnaast dat het verschoningsrecht ook ziet op de situatie, zoals in de onderhavige strafzaak het geval is, dat de bron (inmiddels) bekend is.
Nu uit het verzoek van de verdediging volgt dat de aan Persoon A te stellen vragen zien op brongerelateerde informatie, is het meer dan aannemelijk dat Persoon A zich in het voorgenomen getuigenverhoor op vrijwel al de te stellen vragen met recht op zijn journalistiek verschoningsrecht kan en gaat beroepen.
Daarbij overweegt de rechter-commissaris nog dat de waarheidsvinding en het verdedigingsbelang in casu niet van een zodanig zwaarwegend (maatschappelijk) belang zijn dat daardoor een inbreuk op dat recht op bronbescherming is gerechtvaardigd.
Gelet op deze stand van zaken kan een verhoor van Persoon A naar het oordeel van de rechter-commissaris achterwege blijven en ziet de rechter-commissaris af van het horen van de getuige.
Lees hier de volledige uitspraak.