Ontneming: HR herhaalt eisen voor vaststelling dat voldoende aanwijzingen bestaan dat andere strafbare feiten door betrokkene zijn begaan
/Hoge Raad 12 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1514
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 26 april 2023 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 13.667,14 en de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 12.000,00 ter ontneming van dat voordeel.
Het gaat om profijtontneming uit illegale vogelhandel, waaronder uit in de strafzaak niet ten laste gelegde onderhandse verkoop van vogels. Zijn er “voldoende aanwijzingen” dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit onderhandse verkoop?
Middel
Het cassatiemiddel klaagt in de kern dat het oordeel van het hof dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit andere strafbare feiten in de zin van artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), die bestaan in de onderhandse verkoop van vogels in zijn winkel, ontoereikend is gemotiveerd.
Beoordeling Hoge Raad
Het hof heeft overwogen dat “de betrokkene onderhands in zijn winkel vogels heeft verkocht”. Daarin ligt als oordeel van het hof besloten dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de betrokkene een ander strafbaar feit heeft begaan dan in de strafzaak is bewezenverklaard. Voldoende aanwijzingen dat de betrokkene dit feit heeft begaan, kunnen echter niet zonder meer worden afgeleid uit de door het hof in aanmerking genomen feiten en omstandigheden. Gelet hierop is het oordeel van het hof ontoereikend gemotiveerd.
Het cassatiemiddel slaagt.
Lees hier de volledige uitspraak.