Ongegrondverklaring beklag namens twee niet-verdachte notarissen tegen het – in een strafrechtelijk onderzoek tegen een andere notaris gelegde – beslag op stukken waarin hun namen voorkomen

Hoge Raad 24 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1290

Op 16 februari 2021 is een strafrechtelijk onderzoek gestart tegen de notaris betrokkene 1 en betrokkene 1 Notariaat (onderzoek Ambon). Tijdens dit onderzoek is een voormalig juridisch medewerker van betrokkene 1 Notariaat, betrokkene 2 , ook als verdachte aangemerkt. Het gaat om een verdenking van overtreding van art. 16 Wwft. Deze is gebaseerd op 59 transacties die zijn uitgevoerd in de periode van 1 januari 2015 tot 12 oktober 2022 en die niet aan de Financial Intelligence Unit (FIU) zijn gemeld, terwijl wordt vermoed dat de verdachten deze wel hadden moeten melden. Verder is de verdenking gebaseerd op het gegeven dat er in een periode van zes jaar in totaal 350 transacties ter waarde van tientallen miljoenen euro’s via de derdengeldenrekening van betrokkene 1 Notariaat zijn verricht, waarbij acht andere personen betrokken zijn geweest met criminele antecedenten.

In de loop van het onderzoek is de verdenking ontstaan dat de verdachten zich tevens schuldig hebben gemaakt aan (het maken van een gewoonte van) (schuld)witwassen ex art. 420bis, 420ter en/of 420quater Sr door het opmaken van hypotheek- en leveringsakten ten behoeve van het verhullen van de oorsprong van de gelden en/of de geldstromen van personen met criminele antecedenten te faciliteren.

De officier van justitie heeft op 26 april 2022 een tweetal machtigingen tot doorzoeking gevraagd aan de rechter-commissaris met het verzoek te bepalen dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die het (afgeleide) verschoningsrecht van de verdachten doorbreken. Deze machtigingen zijn verleend en dat heeft geleid tot meerdere doorzoekingen.

Van belang voor onderhavige zaak is de doorzoeking die op 19 mei 2022 in de aanwezigheid van de Ringvoorzitter heeft plaatsgevonden in het pand van de verdachte betrokkene 2. Er zijn bij deze doorzoeking een telefoon en meerdere gegevensdragers in beslag genomen.

Op 23 mei en 2 juni 2022 heeft de rechter-commissaris bepaald dat met betrekking tot in totaal 409 transacties waar de verdenking op ziet zeer uitzonderlijke omstandigheden aanwezig zijn waardoor het verschoningsrecht moet wijken voor het strafvorderlijk belang. Deze beslissingen bevinden zich niet bij de gedingstukken. De reden hiervoor wordt door de rechter-commissaris weergegeven in een latere beslissing die op 30 juni 2023 aan de klager is gezonden.

De in beslag genomen gegevensdragers zijn op 19 juli 2022 en 30 augustus 2022 door de rechter-commissaris met behulp van sleutelwoorden (zoektermen) digitaal doorzocht op de aanwezigheid van documenten en sporen die verband kunnen hebben met de twee door de rechter-commissaris en Ringvoorzitter opgestelde lijsten (1 lijst met transacties en 1 lijst met adressen). Dit leverde duizenden relevante documenten en artefacten op. Binnen deze resultaten bevindt zich ook een groot aantal ‘hits’ waar derde-verschoningsgerechtigden in voorkomen. In onderhavige zaak gaat het om bestanden waarin de namen van betrokkene 3 (598 hits) en betrokkene 4 (403 hits) voorkomen.

Beklag 

De rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 30 januari 2024 het klaagschrift van de klager ex art. 98 lid 4 Sv in verbinding met art. 552a Sv tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 9 juni 2023 met betrekking tot bestanden op een digitale gegevensdrager die in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachten notaris betrokkene 1 , A B.V, handelend onder de naam betrokkene 1 Notariaat (hierna: betrokkene 1 Notariaat) en betrokkene 2 (voormalig juridisch medewerker bij het voornoemde notariaat), onder betrokkene 2 in beslag zijn genomen.

De beschikking van de rechtbank houdt over de achtergrond van deze beklagzaak in:

“1.1 Het Openbaar Ministerie is op 16 februari 2021 een strafrechtelijk onderzoek tegen notaris Betrokkene 1 en A B.V. (h.o.d.n. Betrokkene 1 Notariaat) gestart, onder de naam ‘ Ambon ’. Gedurende dit onderzoek is ook Betrokkene 2, voormalig juridisch medewerker bij Betrokkene 1 en Betrokkene 1 Notariaat, als verdachte aangemerkt.

Betrokkene 1 en Betrokkene 1 Notariaat (hierna: verdachten) worden verdacht van het maken van een gewoonte van het opzettelijk niet onverwijld melden van ongebruikelijke transacties aan de Financial Intelligence Unit (FIU) als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).

De verdenking jegens verdachten is gebaseerd op in totaal 59 transacties uitgevoerd in de periode van 1 januari 2015 tot 12 oktober 2022 die niet aan de FIU zijn gemeld, maar waarvan wordt vermoed dat verdachten deze wel hadden moeten melden. Verder is de verdenking gebaseerd op het gegeven dat in een periode van zes jaar in totaal 350 transacties ter waarde van tientallen miljoenen euro’s via de derdengeldrekening van verdachten zijn verricht, waarbij acht personen betrokken zijn die hoofdzakelijk betrokken zijn bij opvallende leningen en die allen criminele antecedenten hebben.

Verdachten worden tevens verdacht van schuldwitwassen, witwassen en/of witwassen in de uitoefening van een bedrijf of beroep als bedoeld in de artikelen 420bis, 420ter en/of 420quater van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

De officier van justitie heeft op 26 april 2022 aan de rechter-commissaris van de rechtbank Amsterdam een tweetal aanvragen machtiging tot doorzoeking voorgelegd met het verzoek te bepalen dat in het onderzoek Ambon sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die het verschoningsrecht van verdachten doorbreken.

De rechter-commissaris heeft op 10 mei 2022 een bespreking belegd met als doel de Ringvoorzitter te informeren over de aanstaande doorzoekingen, te bespreken op welke wijze en in verband met welke feiten de voorgenomen doorzoekingen plaats zullen vinden en om de Ringvoorzitter om advies te vragen met betrekking tot de vraag of hier zeer uitzonderlijke omstandigheden rechtvaardigen dat het verschoningsrecht wordt doorbroken.

De rechter-commissaris heeft op 19 mei 2022 in aanwezigheid van de Ringvoorzitter het pand a-straat 1 te plaats, zijnde het woonadres van verdachte Betrokkene 2, doorzocht en meerdere gegevensdragers in beslag genomen. Tevens is bij de aanhouding van Betrokkene 2 een telefoon in beslag genomen.

De rechter-commissaris heeft bij beslissingen van 23 mei 2022 en 2 juni 2022 bepaald dat zich hier – met betrekking tot de in totaal 409 transacties waar de verdenking betrekking op heeft – zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waarin het (afgeleide) verschoningsrecht en de daarmee samenhangende beperkingen van de uitoefening van de doorzoekings- en beslagbevoegdheden moeten wijken voor het strafvorderlijk belang van het aan het licht brengen van de waarheid omtrent genoemde feiten waarvan verdachten worden verdacht.

De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 9 juni 2022 beslist dat voortduring van het beslag is toegestaan met betrekking tot nader aangeduide documenten. Tevens is bepaald dat voornoemde stukken en gegevensdragers aan de officier van justitie beschikbaar worden gesteld en gebruikt mogen worden in het strafrechtelijk onderzoek naar de verdachten, maar de voorwerpen vooralsnog onder de rechter-commissaris blijven totdat definitief over de toelaatbaarheid van het beslag is beslist.

Op 19 juli 2022 en 30 augustus 2022 zijn de inbeslaggenomen gegevensdragers door de rechter-commissaris met behulp van een speciaal daartoe aangestelde verbalisant met behulp van sleutelwoorden digitaal doorzocht op de aanwezigheid van documenten en/of andere sporen die in verband (zouden kunnen) staan met twee door de rechter-commissaris in samenspraak met en met instemming van de ringvoorzitter opgestelde lijsten: Eén lijst met transacties op een aantal specifieke adressen, en één lijst met betrokkenen met een aantal specifieke ondernemingen. De resultaten van dit onderzoek (de hits) bedroegen totaal 2334 documenten en 3669 artefacten op vijf van de onderzochte gegevensdragers.

De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 9 juni 2023 beslist dat de officier van justitie kennis mag nemen van nader aangeduide gegevensbestanden (2334 documenten en 3669 artefacten) welke zijn aangetroffen op enkele van de op 19 mei 2022 onder Betrokkene 2 inbeslaggenomen gegevensdragers. Daarbij heeft de rechter-commissaris bepaald dat de bestanden pas ter kennisname aan de officier van justitie zullen worden overhandigd indien en zodra deze beslissing definitief is geworden.

Bij e-mail van 30 juni 2023 heeft de rechter-commissaris aan klager in zijn hoedanigheid van waarnemer van het protocol van de oud-notaris Betrokkene 4 (waaraan ook het protocol van de oud-notaris Betrokkene 3 was toegevoegd) een brief doen toekomen, bestemd voor Betrokkene 4 en Betrokkene 3. Deze brief betreft een notificatie van voornoemde beslissing van de rechter-commissaris van 9 juni 2023 tot vrijgave van inbeslaggenomen gegevensbestanden aan de officier van justitie in het onderzoek tegen Betrokkene 2, waarin ook de namen van Betrokkene 4 (598 hits) en Betrokkene 3 (403 hits) voorkomen.

Klager heeft op 14 juli 2023 een klaagschrift ingediend tegen (het voortduren van) het beslag in de zaak, met parketnummer 13/127513-22.” 

De rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard. De beschikking van de rechtbank houdt onder meer in:

“3. De juridische basis van het beslag

De rechtbank stelt vast dat het hier gaat om een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv in samenhang met artikel 98 Sv en artikel 125l Sv.

(...)

5. Standpunt van klager

Klager kan zich, op nader in het klaagschrift omschreven en in raadkamer nader toegelichte gronden, niet verenigen met de beslissing van de rechter-commissaris van 9 juni 2023.

Namens klager is betoogd dat de rechter-commissaris bij de inbeslagname van de geheimhouderstukken de wettelijke procedure ex artikel 98 Sv niet heeft gevolgd. In de eerste plaats is klager niet in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of het gaat om stukken of gegevens waarover het verschoningsrecht zich uitstrekt. Dat de rechter-commissaris ervan uit is gegaan dat klager zich daarop beroept doet niet af aan het verzuim noch aan de ernst daarvan. In de tweede plaats heeft de rechter-commissaris het vertrouwensbeginsel geschonden door kennis te nemen van alle gegevensbestanden waarin de namen van Betrokkene 4 en Betrokkene 3 voorkomen, maar heeft daarbij niet overwogen waarom dit noodzakelijk was.

Bovendien wordt klager de benodigde informatie onthouden over wat voor soort gegevensbestanden het gaat. Het onthouden van de benodigde informatie aan klager is in strijd met artikel 13 EVRM.

Het oordeel van de rechter-commissaris dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht van Betrokkene 1 / Betrokkene 1 Notariaat in verband met de 409 transacties waar de verdenking op ziet, en die tevens doorbreking van het verschoningsrecht van derde-verschoningsgerechtigden ( Betrokkene 4 en Betrokkene 3 ), rechtvaardigen, is ontoereikend en/of onbegrijpelijk gemotiveerd. Uit jurisprudentie volgt dat dit door de Hoge Raad slechts wordt toegestaan in zaken van verschoningsgerechtigden die zelf verdachten zijn en het een verdenking betreft van een ernstig strafbaar feit (levens- en zedendelicten). Daar is in deze zaak geen sprake van.

Klager maakt ook bezwaar tegen het kennelijke uitgangspunt van het OM en de rechter-commissaris dat de doorbreking van het verschoningsrecht van Betrokkene 1 automatisch betekent dat daarmee ook het verschoningsrecht van klager als, derde-verschoningsgerechtigde gerechtvaardigd zou zijn. De vergelijking door het OM met een eerdere beslissing van de rechtbank op een klaagschrift van een derde verschoningsgerechtigde (advocaat) in het onderzoek Ambon gaat niet op omdat deze advocaat kennelijk betrokken was geweest bij één of meer van de verdachte transacties.

Verder voldoet de inbeslagneming en beslissing tot vrijgave volgens klager niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De gevorderde gegevens zijn niet strikt noodzakelijk voor het aan het licht brengen van de waarheid. Daarvoor is onvoldoende dat, zoals de rechter-commissaris vermeldt in het e-mail bericht van 30 juni 2023, de gegevens relevant zijn voor het strafrechtelijk onderzoek omdat ze betrekking hebben op transacties waarop de verdenking ziet. Ook blijkt uit niets dat de rechter-commissaris heeft getoetst of de informatie niet op andere wijze kon worden verkregen, zoals uit openbare bronnen en registers.

De verdediging heeft, ondanks meerdere verzoeken daartoe, van het OM geen afschrift gekregen van de stukken die relevant zijn voor de beoordeling van de beslissing van de rechter-commissaris en de standpunten en beslissing van het OM als bedoeld in artikel 23 lid 5 Sv.

(...)

7. De beoordeling

Op 19 mei 2022 zijn onder de verdachte Betrokkene 2 in zijn woning gegevensdragers in beslag genomen. Betrokkene 2 was destijds medewerker van notaris Betrokkene 1. Betrokkene 1 en Betrokkene 2 worden ervan verdacht zeer ernstige delicten te hebben gepleegd, te weten betrokkenheid bij het ten onrechte niet melden van in totaal 409 transacties aan de FIU in de periode van 1 januari 2015 tot 12 oktober 2022. Uit de stukken in het dossier blijkt dat het vermoeden is dat bij 350 van die transacties ook personen met criminele antecedenten betrokken waren. Hierbij zijn transacties betreffende tientallen miljoenen euro’s via de derdenrekening van Betrokkene 1 Notariaat verricht. Het gaat daarbij met name om verschillende ABC-transacties met groot onverklaarbaar prijsverschil, hypothecaire leningen met korte looptijd en tegen hoge rente en/of tegen afwijkende marktvoorwaarden zonder aanwijsbare reden. Dit zijn, indien bewezen, zeer ernstige delicten die de kern van het vertrouwen in het notarisambt raken.

De meervoudige raadkamer van rechtbank Amsterdam heeft eerder bij beslissing van 8 november 2022 een door Betrokkene 1 ingediend klaagschrift tegen de inbeslagnames in het onderzoek Ambon ongegrond verklaard, en geoordeeld dat ten aanzien van Betrokkene 2 sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen. Verdachten hebben tegen deze beslissing beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het beroep bij beslissing van 18 april 2023 verworpen.

De raadslieden hebben opgemerkt dat klager door de rechter-commissaris voorafgaand aan de inbeslagname ten onrechte niet is gevraagd of hij daarmee instemde of dat hij zich op zijn verschoningsrecht wilde beroepen, maar dat de rechter-commissaris daar op voorhand van uit is gegaan. De rechtbank is het met klager eens dat dit op grond van de wettelijke bepalingen wel had gemoeten. Nu echter inmiddels vast staat dat klager zich daadwerkelijk ten aanzien van alle inbeslaggenomen documenten op zijn verschoningsrecht beroept zal de rechtbank hieraan geen verdere consequenties verbinden.

De rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris bij alle beslissingen tot doorzoeking, inbeslagneming en filtering van de inbeslaggenomen digitale gegevensdragers door middel van zoektermen, telkens ook de ringvoorzitter heeft betrokken en deze in de gelegenheid heeft gesteld zich hierover uit te laten en de resultaten na filtering in te zien.

Zoals hiervoor uiteen is gezet is er voor de filtering gebruik gemaakt van een lijst met transacties op een aantal specifieke adressen, en een lijst met betrokkenen met een aantal specifieke ondernemingen. Er is derhalve gericht gezocht op zoektermen die rechtstreeks linken aan de verdenkingen.

Binnen het resultaat van de filtering bevinden zich een groot aantal hits waar derde verschoninggerechtigden in voorkomen. In het geval van klager gaat het om gegevensbestanden waarin ook de namen van Betrokkene 4 (598 hits) en Betrokkene 3 (403 hits) voorkomen.

De rechtbank stelt vast dat het zoekproces in zoverre zorgvuldig is uitgevoerd. Er is onderzocht of er in het resultaat van de filtering ook informatie van derde verschoningsgerechtigden aanwezig was.

Eerder is door de rechtbank geoordeeld dat in deze sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht van Betrokkene 1 / Betrokkene 1 Notariaat – in verband met de (409) transacties waar de verdenking op ziet – rechtvaardigen. De rechtbank is thans van oordeel dat deze zeer uitzonderlijke omstandigheden tevens de doorbreking van het verschoningsrecht van klager (in zijn hoedanigheid van waarnemer van het protocol van Betrokkene 4 en Betrokkene 3 ) rechtvaardigen met betrekking tot de hiervoor onder 1.12 genoemde stukken die onder Betrokkene 2 in beslag zijn genomen. Gezien de hiervoor beschreven betrokkenheid van de ringvoorzitter gedurende het hele proces van filtering gaat de rechtbank er van uit dat de inbreuk op het verschoningsrecht niet verder gaat dan strikt noodzakelijk.

De beslissing van de rechter-commissaris is dan ook proportioneel en ook aan het subsidiariteitsvereiste is voldaan nu de benodigde informatie niet uit openbare bronnen kan worden verkregen omdat in deze bronnen niet alle noodzakelijke informatie – zoals bijvoorbeeld een volmacht – is opgenomen.

Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat nu het onderzoek nog loopt, het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag.

De rechtbank overweegt tot slot dat het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet nu de onder 1.11 genoemde in beslag genomen gegevensbestanden dienen om de waarheid aan de dag te brengen in het strafrechtelijk onderzoek tegen een ander dan klager, namelijk tegen de verdachten en Betrokkene 2. De betreffende gegevensbestanden hebben immers betrekking op een of meer van de 409 verdachte transacties waar verdachten bij betrokken zijn geweest.

Het klaagschrift zal daarom ongegrond worden verklaard.”

Middel

Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van de rechtbank dat in dit geval zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen op grond waarvan het verschoningsrecht van de klager moet wijken voor het belang van waarheidsvinding.

Beoordeling Hoge Raad

Bij de beoordeling van het cassatiemiddel moet het volgende worden vooropgesteld. Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden.

Het verschoningsrecht van onder meer de notaris is echter in zoverre niet absoluut, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt – ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap hem als zodanig is toevertrouwd – moet prevaleren boven het verschoningsrecht. De vraag of zich zo uitzonderlijke omstandigheden voordoen laat zich niet in het algemeen beantwoorden. Voor het oordeel dat van zeer uitzonderlijke omstandigheden – en dus van een uitzondering op de hoofdregel met betrekking tot het verschoningsrecht – sprake is, gelden zware motiveringseisen. (Vgl. HR 30 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5665.)

Daarbij komt in een geval als dit betekenis toe aan de aard en de ernst van het strafbaar feit waarvan het vermoeden bestaat dat het is begaan, de aard en de inhoud van het materiaal waarover zich het verschoningsrecht uitstrekt in verband met het belang dat door het verschoningsrecht wordt gediend, de mate waarin de betrokken belangen van de cliënt worden geschaad als het verschoningsrecht wordt doorbroken en de omstandigheid dat de gegevens niet op een andere manier kunnen worden verkregen.

De vaststellingen van de rechtbank houden het volgende in. In het kader van het onderzoek ‘ Ambon ’ zijn notaris Betrokkene 1, Betrokkene 1 Notariaat en notarieel juridisch medewerker Betrokkene 2 als verdachten aangemerkt wegens – kort gezegd – het maken van een gewoonte van het opzettelijk niet onverwijld melden van ongebruikelijke transacties, schuldwitwassen, witwassen en witwassen in de uitoefening van een bedrijf of beroep. Bij een doorzoeking zijn onder Betrokkene 2 gegevensdragers in beslag genomen. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat met betrekking tot de transacties waarop de verdenking betrekking heeft, sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden waarin het belang van waarheidsvinding moet prevaleren boven het (afgeleide) verschoningsrecht. De rechter-commissaris heeft op grond daarvan de kennisneming toegestaan van een groot aantal gegevensbestanden. Daarbij heeft de rechter-commissaris de klager – als waarnemer van het protocol van oud-notarissen Betrokkene 4 en Betrokkene 3 – ervan in kennis gesteld dat in deze gegevensbestanden de namen Betrokkene 4 en Betrokkene 3 voorkomen. De vaststellingen houden verder in dat de rechtbank Amsterdam een door Betrokkene 1 ingediend klaagschrift tegen de inbeslagnames in het onderzoek ‘ Ambon ’ ongegrond heeft verklaard en heeft geoordeeld dat ten aanzien van Betrokkene 2 sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen. Het tegen die beschikking gerichte cassatieberoep is verworpen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen die doorbreking van het verschoningsrecht van de klager, als waarnemer van het protocol van Betrokkene 4 en Betrokkene 3, rechtvaardigen met betrekking tot de onder Betrokkene 2 inbeslaggenomen stukken. De rechtbank heeft dat oordeel ontoereikend gemotiveerd, nu daaraan uitsluitend ten grondslag is gelegd dat eerder door de rechtbank is geoordeeld dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht van Betrokkene 1 en Betrokkene 1 Notariaat rechtvaardigen in verband met de transacties waarop het onderzoek ‘ Ambon ’ ziet. De rechtbank had er echter blijk van moeten geven te hebben onderzocht – mede aan de hand van de aard en de inhoud van het materiaal waarover het verschoningsrecht van de klager zich uitstrekt (dus de stukken waarin de namen Betrokkene 4 en Betrokkene 3 voorkomen) en de mate waarin de betrokken belangen van de cliënten van Betrokkene 4 en Betrokkene 3 worden geschaad als het verschoningsrecht wordt doorbroken – of ook specifiek in relatie tot het verschoningsrecht van de klager, als waarnemer van het protocol van Betrokkene 4 en Betrokkene 3, sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan het belang van waarheidsvinding prevaleert boven het verschoningsrecht van deze klager.

Het cassatiemiddel slaagt.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^