Oplegging voorlopige maatregel ex art. 29 WED: gehele stillegging van de onderneming voor 6 maanden (m.u.v. akkerbouw)
/Rechtbank Overijssel 24 april 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1457
De vordering strekt ertoe dat de economische raadkamer bij wijze van voorlopige maatregel zal bevelen:
de gehele stillegging van de onderneming van de verdachte;
dat de verdachte zich zal onthouden van het houden van dieren voor zichzelf dan wel voor een ander.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft haar vordering gegrond op de stelling dat tegen verdachte ernstige bezwaren zijn gerezen in die zin dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten, zoals bedoeld in onder meer artikel 1.7 onder d en f en artikel 1.8 lid 2 Besluit houders van dieren, artikel 2.2 lid 10 onder d Wet dieren, artikel 1 onder 2 Wet op de economische delicten, artikel 3.22 lid 1 Regeling dierlijke producten, artikel 3.1 lid 1 Besluit dierlijke producten, artikel 3.3 lid 1 jo. 3.4 lid 1 en 3 Wet dieren en artikel 1a onder 3 Wet op de economische delicten.
Het belang dat door het vermoedelijk overtreden voorschrift wordt beschermd, te weten het dierenwelzijn, vereist volgens de officier van justitie een onmiddellijk ingrijpen. De officier van justitie heeft daartoe onder meer gewezen op de controle van de NVWA van 30 maart 2023. Bij deze controle is geconstateerd dat bij het merendeel van de aanwezige runderen op het bedrijf van verdachte problemen waren met de verzorging en dat een rund was overleden, maar niet binnen de wettelijke termijn afgevoerd. De officier van justitie heeft er voorts op gewezen dat voorafgaand aan deze controle zich bij meerdere controles in de periode vanaf 30 oktober 2021 meermalen misstanden hebben voorgedaan op het bedrijf van verdachte omtrent dierenwelzijn. De fysieke gezondheid van verdachte is zodanig slecht dat hij niet in staat is de dieren de nodige verzorging te bieden, maar verdachte lijkt dit niet in te zien.
Bij de controle op 30 maart 2023 is verdachte de gelegenheid geboden de runderen direct te verkopen, teneinde beslaglegging te voorkomen. Verdachte heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. De officier van justitie heeft in raadkamer toegezegd dat verdachte, bij toewijzing van de vordering, wederom in de gelegenheid zal worden gesteld de nog in zijn bezit zijnde dieren (schapen en twee kalveren) te verkopen. De vordering is erop gericht te voorkomen dat verdachte, gedurende de periode van stillegging, nog langer en opnieuw (bedrijfsmatig) dieren zal houden, gedurende een termijn van voorlopig zes maanden.
Standpunt verdachte
Verdachte heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij de dieren naar beste kunnen verzorgt. Voor wat betreft de schapen had hij afgesproken dat een ander de schapen zou voeren, maar dat dat vervolgens niet gebeurde. De takel die hij nodig had voor het verwijderen van het dode rund was een aantal dagen niet beschikbaar.
Beoordeling rechtbank
Wettelijk kader
Artikel 29 WED bepaalt dat de rechtbank vóór de behandeling van een zaak ter terechtzitting een voorlopige maatregel kan bevelen indien tegen de verdachte ernstige bezwaren zijn gerezen en tevens de belangen, die door het vermoedelijk overtreden voorschrift worden beschermd, een onmiddellijk ingrijpen vereisen.
De rechtbank kan een dergelijke voorlopige maatregel zowel op vordering van de officier van justitie als ambtshalve bevelen.
Mogelijk te bevelen voorlopige maatregelen betreffen de gehele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming van de verdachte, waarin het economische delict wordt vermoed te zijn begaan (artikel 29, eerste lid, onder a WED) en het opleggen van de verplichting aan de verdachte om zich te onthouden van bepaalde handelingen (artikel 29, eerste lid, onder d WED).
Ernstige bezwaren?
Verdachte is veehouder en exploitant van vleesvee, te weten runderen en schapen.
Op 30 maart 2023 heeft bij het bedrijf van verdachte een inspectie plaatsgevonden, uitgevoerd door een buitengewoon opsporingsambtenaar en een toezichthouder van de NVWA. Daarbij is het onder meer het volgende geconstateerd.
Op het moment van de controle had verdachte 12 volwassen runderen, vijf pinken, twee jonge kalveren en 33 schapen.
De verbalisant zag dat bij zeven runderen, die gehuisvest werden op de grupstal, opgehoopte mest aanwezig was en de ligplekken van deze runderen bevuild waren met verse en oude mestresten. Het pink met werknummer 4878 had geen waterbak binnen zijn bereik.
De verbalisant zag ook dat van de vier pinken die in de andere ruimte gehuisvest werden één pink, met werknummer 4868, een bevuilde ligplek had en niet schoon en droog kon liggen en dat het rund met werknummer 4868 op zijn buik en flank bevuild was met aangekoekte oude en verse mestresten.
Voorts zag de verbalisant dat de huisvesting van de runderen op de grupstal scherpe en uitstekende delen bevatte waar de runderen zich aan konden bezeren en verwonden. Achter in ieder geval drie grupstanden, waar runderen tijdens de controle op gehuisvest werden, was het rooster kapot en had scherpe randen. Eén van de aangetroffen gaten was 11 cm groot en een ander gat 16 cm groot. De gaten bevonden zich direct achter de stand van de ligplaatsen. De klauwen of poten van de aanwezige runderen konden in de gaten terecht komen.
De verbalisant zag dat de runderen niet voldoende ruimte hadden voor hun fysiologische en ethologische behoeften, omdat zij kort aangeboden aan een paal stonden. Het was onmogelijk voor deze runderen om enigszins natuurlijk gedrag te vertonen. Deze runderen konden geen verzorgend gedrag (bijvoorbeeld zichzelf likken) of natuurlijk gedrag (bijvoorbeeld slapen met hun kop in hun zij of elkaar likken) vertonen.
De verbalisant trof in de grupstal ook een dood rund aan. De verbalisant zag dat het rund al enige dagen dood was, omdat het opgeblazen was. De kenmerkende kadavergeur was duidelijk te ruiken. Het kadaver lag op een plek waar ook andere runderen werden gehouden. De aanwezige levende dieren konden in contact komen met het gestorven rund en werden hierdoor niet hygiënisch gehouden. De andere runderen liepen hierdoor kans op besmetting met ziektes die mogelijk bij het kadaver aanwezig waren.
De economische raadkamer heeft voorts geconstateerd dat verdachte op 18 april 2023 door de economische politierechter van de rechtbank Gelderland is veroordeeld voor meerdere feiten die betrekking hebben op het dierenwelzijn van de door verdachte gehouden dieren in de periode van 20 oktober 2021 tot en met december 2022, waaronder:
de runderen geen of te weinig voer en drinkwater aanbieden;
de schapen te weinig voer en drinkwater aanbieden;
geen medische verzorging verlenen aan zieke runderen en schapen;
geen schone ligplaatsen bieden aan de runderen en kalveren;
te weinig bewegingsruimte bieden aan de runderen;
kadavers van schapen en runderen niet op tijd laten afvoeren.
De economische raadkamer is op grond van het voorgaande evenals de officier van justitie van oordeel dat voldoende is gebleken dat sprake is van ernstige bezwaren tegen de verdachte.
Onmiddellijk ingrijpen vereist?
De economische raadkamer overweegt dat uit het voorgaande blijkt dat bij de onderneming van verdachte bij herhaling sprake is van een situatie waarbij de gezondheid en het welzijn van de dieren ernstig wordt bedreigd en ondanks waarschuwingen verbeteringen zijn uitgebleven.
De economische raadkamer houdt er rekening mee dat de economische politierechter op 18 april 2023 een voorwaardelijke stillegging van de onderneming van verdachte heeft uitgesproken voor de feiten gepleegd in de periode van oktober 2021 tot december 2022.
De constateringen van 30 maart 2023 maken evenwel dat sprake is van een situatie waarbij ten aanzien van de in de onderneming van verdachte aanwezige dieren op zeer schadelijke wijze telkens weer wordt gerecidiveerd.
De economische raadkamer is op grond daarvan van oordeel dat de belangen die door de vermoedelijk overtreden voorschriften worden beschermd, te weten de belangen ten aanzien van een goede zorg voor de gezondheid en het welzijn van vee in de agrarische sector, in dit geval een onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maken.
De economische raadkamer houdt er rekening mee dat verdachte ter zitting heeft verklaard ook een andere bron van inkomsten te hebben, te weten de verkoop van het gewas dat door hem wordt geoogst van het door hem gepachte land, en dat verdachte op 30 maart 2023 in de gelegenheid is gesteld de runderen te verkopen en ook ten aanzien van de nog aanwezige dieren die gelegenheid zal krijgen. Het is verdachte wel toegestaan de twee honden die hij privé houdt, te blijven houden.
Lees hier de volledige uitspraak.