Privépersoon kan worden aangesproken voor onjuiste aangifte omzetbelasting van eenmanszaak
/Gerechtshof Amsterdam 17 december 2022, ECLI:NL:GHAMS:2021:4296
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk indienen van in de tenlastelegging genoemde onjuiste btw-aangiften van zijn eenmanszaak en het feitelijk leidinggeven aan deze handelingen van bedrijf 1 Ltd. De verdachte heeft de onjuistheid van deze aangiften met valse facturen, een valse brief en valse bankafschriften proberen te verhullen.
Bespreking van in hoger beroep gevoerd verweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte als privépersoon niet de belastingplichtige is voor de aangifte van de omzetbelasting van de eenmanszaak. Nu de tenlastelegging is toegespitst op de verdachte als privépersoon en niet op de eenmanszaak, dient de verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat als pleger van het onjuist of onvolledig doen van een bij de belastingwet voorziene aangifte, moet worden aangemerkt degene die tot het doen van de aangifte gehouden is. Die gehoudenheid tot het doen van aangifte kan worden vastgesteld bij eenieder die tot het doen van aangifte is uitgenodigd als voorzien in art. 8, eerste lid, AWR.
De verdachte oefende in de vorm van een eenmanszaak een eigen bedrijf uit, genaamd “bedrijf 2”. Nu een eenmanszaak kan worden aangemerkt als een rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen bedrijfs- en privévermogen en de natuurlijk persoon verantwoordelijk en aansprakelijk is voor alle de eenmanszaak aangaande handelingen, moet de verdachte worden aangemerkt als degene die tot het doen van de aangifte gehouden is en verwerpt het hof daarom het verweer.
Strafoplegging
Voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Taakstraf van 200 uur.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 216 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot 180 uren taakstraf, te vervangen door 90 dagen vervangende hechtenis en 4 maanden gevangenisstraf geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof houdt in strafmatigende zin rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte staat in het midden van zijn carrière en is enig kostwinner in zijn gezin dat naast de verdachte bestaat uit zijn vrouw en zijn jonge kind. De verdachte heeft voorts ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij sinds zijn aanhouding zijn belastingzaken uit handen geeft en er alles aan doet om te voorkomen nog eens onjuiste aangifte te doen. Hij heeft voorts ook verklaard geen eenmanszaak meer te drijven naast zijn reguliere werkzaamheden.
Desalniettemin neemt het hof bij de strafoplegging tevens de ambivalente proceshouding van de verdachte in aanmerking. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte enerzijds zijn verantwoordelijkheid erkend voor de bewezenverklaarde feiten, maar anderzijds bestrijdt de verdachte dat hij enige wetenschap heeft gehad van de onjuist ingediende aangiften. Bovendien is mede op het verzoek van de verdachte langdurig nader onderzoek verricht ter onderbouwing van het door de verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario, wat een lange duur van de behandeling in eerste aanleg tot gevolg heeft gehad. Het hof merkt daarbij op dat dit aanvullende onderzoek geenszins tot een bevestiging van zijn stellingname heeft geleid, eerder tot een weerlegging daarvan. Eveneens vindt het hof het zorgelijk dat de verdachte deze strafzaak tot op heden voor zijn naasten verborgen heeft gehouden.
Ofschoon de bewezenverklaarde feiten alleszins aanleiding geven tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, houdt het hof rekening met de voornoemde persoonlijke omstandigheden en de lange duur van de berechting en zal het hof, mede met het oog op het voorkomen van herhaling van strafbare feiten een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een taakstraf van na te melden duur op leggen.
Lees hier de volledige uitspraak.