Procesafspraken t.a.v. (gewoonte)witwassen gehonoreerd, zowel in strafzaak als in samenhangende ontnemingszaak

Gerechtshof Amsterdam 23 juli 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2401

Feiten

De verdachte is schuldig bevonden aan de volgende feiten:

  1. Gewoontewitwassen: In de periode van 1 januari 2012 tot en met 9 juli 2018 heeft de verdachte in Hilversum meerdere geldbedragen met een totaalbedrag van €90.175 verworven, voorhanden gehad, omgezet en gebruikt, terwijl hij wist dat deze geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. De verdachte heeft van dit witwassen een gewoonte gemaakt.

  2. Telen van hennep: In de periode van 1 januari 2018 tot en met 9 juli 2018 heeft de verdachte opzettelijk 367 hennepplanten geteeld in een woning in Hilversum. Deze hoeveelheid hennep was bedoeld voor de handel.

  3. Diefstal van elektriciteit: In dezelfde periode heeft de verdachte, samen met een ander, elektriciteit gestolen van Liander N.V. door illegaal stroom af te tappen voor de hennepkwekerij, zonder dat dit werd geregistreerd of betaald.

Procesverloop

De verdachte is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 maart 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

Op 22 juli 2020 heeft de Officier van Justitie een ontnemingsvordering aanhangig gemaakt, wat heeft geresulteerd in een vonnis van 11 maart 2021 waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op € 212.959,98 en de verdachte de verplichting tot betaling van € 202.747,62 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is opgelegd.

Tegen beide vonnissen is namens de verdachte op 24 maart 2021 hoger beroep ingesteld.

Hoger beroep

Op 3 februari 2023 heeft in beide zaken een regiezitting in hoger beroep plaatsgevonden. Op de regiezitting hebben de advocaat-generaal en de raadsman te kennen gegeven dat zij bereid zijn in overleg te treden over de ontnemingsvordering.

Vervolgens heeft het hof op 6 december 2023 ondertekende procesafspraken ontvangen, waarbij het hof door de verdediging en de advocaat-generaal is verzocht dienovereenkomstig te beslissen. De procesafspraken zijn op schrift gesteld en door de advocaat-generaal en de verdachte ondertekend. Daarin is onder meer het volgende vermeld:

Van de zijde van het openbaar ministerie

1. Het openbaar ministerie zal in de strafzaak vorderen dat het witwasbedrag wordt vastgesteld op € 89.663,00. Dit bedrag is gebaseerd op het uitgangspunt van een (legaal) eigen vermogen van de verdachte van € 80.000,00.

2. Het openbaar ministerie zal in de ontnemingszaak ten aanzien van het gewoontewitwassen (feit 1) niet meer wederrechtelijk verkregen voordeel vorderen dan € 89.663,00.

3. Het openbaar ministerie beperkt zich niet in de hoogte van haar ontnemingsvordering ten aanzien van het telen en aanwezig hebben van hennep en de diefstal van stroom (feiten 2 en 3).

Van de zijde van de verdachte

4. De verdachte ziet af van het indienen van verdere onderzoekswensen ten aanzien van het gewoontewitwassen (feit 1) en trekt alle eerder ingediende onderzoekswensen daaromtrent in onmiddellijk nadat het gerechtshof heeft verklaard dat het de procesafspraken aanvaardt.

5. Door de verdachte zal zijn strafbare handelen met betrekking tot het gewoontewitwassen (feit 1) worden erkend voor zover dat ziet op hetgeen overeengekomen onder artikel 3.3.1 onder 1 (het hof begrijpt: het gewoontewitwassen van een bedrag van € 89.663,00).

Voornoemde afspraken zijn gemaakt onder de opschortende voorwaarde dat het gerechtshof de procesafspraken aanvaardt en beperkt zich nadrukkelijk tot het tenlastegelegde gewoontewitwassen en heeft derhalve geen invloed op hetgeen onder feiten 2 en 3 ten laste is gelegd.

Beoordeling

Ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juli 2024 is de korte inhoud van de procesafspraken voorgehouden en is die inhoud en de totstandkoming daarvan door beide partijen bevestigd en toegelicht, met dien verstande dat de partijen zijn overeengekomen dat het witwasbedrag dient te worden vastgesteld op € 90.175,00, in plaats van de in de procesafspraken genoemde € 89.663,00. Zij hebben daarbij aangegeven dat zij zich rekenschap hebben gegeven van de inhoud, de strekking en de consequenties van hun voorstel. Nu de procesafspraken op basis van vrijwillige wederkerigheid tot stand zijn gekomen en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juli 2024 in aanwezigheid van zijn raadsman ondubbelzinnig heeft aangegeven zich volledig te kunnen vinden in de gemaakte procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten, komen deze afspraken voor een beoordeling van het hof in aanmerking.

Voor het overnemen van de procesafspraken kijkt het hof niet alleen of zij bijdragen aan het verkorten van de procedure en het efficiënter en effectiever afdoen van de zaak waar de afspraken op zien, maar ook of de overeengekomen afspraken voor de beëindiging van de zaak in een redelijke verhouding staan tot de ernst van de zaak, mede gelet op de in artikel 348 en 350 Sv genoemde vraagpunten.

Het hof neemt bij de beoordeling van de procesafspraken (mede) in aanmerking het langdurige tijdsverloop tot op heden, de redelijke termijn die in hoger beroep met zestien maanden is overschreden en de te verwachten duur bij voortzetting van de procedure in hoger beroep. Door het afsluiten van beide zaken ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde gewoontewitwassen op de wijze als door de partijen wordt voorgesteld, wordt de toch al langdurende behandeltijd verkort omdat daarmee het (reeds toegewezen) verzoek tot het horen van de getuige komt te vervallen.

Gelet op het voorgaande alsmede de ter terechtzitting in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging, is het hof van oordeel dat – gelet op de vraagpunten van artikel 348 en 350 Sv – van het afdoeningsvoorstel niet kan worden gezegd dat het niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting, met dien verstande dat het witwasbedrag wordt vastgesteld op € 90.175,00.

Nu het hof de afspraken overneemt, komt het verzoek van de verdediging tot het horen van de getuige te vervallen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^