Rabobank verplicht rekeningen te openen voor aandeelhouders coffeeshop: categorale uitsluiting van type ondernemingen en daarbij betrokkenen is niet toegestaan
/Rechtbank Amsterdam 29 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3337
Rabobank wordt verplicht rekeningen te openen voor de aandeelhouders van een coffeeshop. Rabobank heeft aanvankelijk alleen het algemene verwijt gemaakt dat zij zijn gerelateerd een vennootschap die een coffeeshop drijft. Rabobank heeft geen concrete bezwaren naar voren gebracht. Een dergelijke categorale uitsluiting is niet toegestaan. Dat andere banken (de banken waar naam 1 en naam 2 een privérekening aanhouden) een zakelijke bankrekening hebben geweigerd, geeft Rabobank nog niet het recht dit ook te doen. Verder heeft Rabobank aangevoerd dat een verplichting om een relatie aan te gaan in strijd zou zijn met de Wwft omdat het cliëntenonderzoek nog niet met succes is afgerond. Ook dit kan niet leiden tot het afwijzen van de vordering.
Feiten
Op 11 mei 2020 zijn eiseres 1 en eiseres 2 opgericht. Enig aandeelhouder en bestuurder van eiseres 1 is naam 1. Enig aandeelhouder en bestuurder van eiseres 2 is naam 2.
In juni 2020 hebben eiseres 1 en eiseres 2 ieder 25% van de aandelen in Café City Hall B.V. overgenomen van een vennootschap die in handen is van naam 5, de tante van naam 1 en de moeder van naam 2. Café City Hall exploiteert onder de handelsnaam Prix d’Ami een coffeeshop in het centrum van Amsterdam. Café City Hall beschikt over een zakelijke bankrekening bij de Rabobank.
Op 30 november 2020 hebben eiseres 1 en eiseres 2 een zakelijke bankrekening aangevraagd bij Rabobank. Bij brief van 23 februari 2021 heeft Rabobank die aanvragen afgewezen. In die brief is opgenomen:
“Op grond van ons acceptatiebeleid gaan wij geen nieuwe zakelijke relatie aan met ondernemingen die actief zijn in de coffeeshopsector. Daarom hebben wij besloten om uw aanvraag voor een zakelijke rekening af te wijzen.”
Bij brief van 26 maart 2021 heeft de raadsman van eiseres 1 en eiseres 2 aan Rabobank onder meer bericht dat het categoraal uitsluiten van bedrijfstakken niet is toegestaan. Rabobank is in de brief verzocht alsnog zakelijke bankrekeningen te openen.
Uit de brief van 7 april 2021 van de raadsman van Rabobank volgt dat niet aan dit verzoek wordt voldaan omdat een aantal zaken niet helder is. Mocht daarvoor een plausibele verklaring volgen dan zal Rabobank bezien in hoeverre zij haar eerdere besluit dient te heroverwegen, aldus de brief.
Bij brief van 16 april 2021 heeft de raadsman van eiseres 1 en eiseres 2 gereageerd op de brief. Uit een brief van 22 april 2021 van de advocaat van Rabobank volgt dat de aanvragen niet opnieuw in behandeling zullen worden genomen.
Het geschil
eiseres 1 en eiseres 2 vorderen – kort gezegd – Rabobank te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis een zakelijke bankrekening te openen voor eiseres 1 en eiseres 2, met veroordeling van Rabobank in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
eiseres 1 en eiseres 2 stellen hiertoe – samengevat weergegeven – dat zij een spoedeisend belang hebben bij toewijzing van hun vordering. Zonder een zakelijke bankrekening kunnen zij niet deelnemen aan het betalingsverkeer. Rabobank is op grond van haar bijzondere zorgplicht verplicht de zakelijke bankrekeningen te openen. De bijzondere zorgplicht begrenst de contractsvrijheid van banken. Dat de dochteronderneming van eiseres 1 en eiseres 2 (Café City Hall) een coffeeshop exploiteert is geen reden voor het weigeren van de bankrekening, zeker niet nu Café City Hall al een zakelijke rekening heeft bij Rabobank. Er is in dit geval geen sprake van integriteitsrisico’s als bedoeld in de Wet financieel toezicht (Wft) en in de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft). Rabobank heeft in dit kader niet eens een cliëntenonderzoek gedaan.
Rabobank heeft – samengevat weergegeven – aangevoerd dat zij zich beroept op contractsvrijheid, een fundamenteel beginsel in de Nederlandse rechtsorde. Anders dan bij consumenten bestaat er voor ondernemingen geen absoluut recht op een bankrekening. Ook in het kader van de toezichtswetgeving (Wft en Wwft) heeft Rabobank beleidsvrijheid bij het wel of niet accepteren van bepaalde klanten. Rabobank heeft haar weigering om eiseres 1 en eiseres 2 te accepteren niet alleen gestoeld op het feit dat zij zijn gerelateerd aan een coffeeshop (alhoewel in de brief van 23 februari 2021). De bestuurders van eiseres 1 en eiseres 2 houden een persoonlijke bankrekening aan bij andere banken en Rabobank is van mening dat het voor de hand ligt dat eiseres 1 en eiseres 2 een zakelijke bankrekening aanvragen bij die andere banken. Die andere banken hebben immers een cliëntenonderzoek uitgevoerd als bedoeld in artikel 3 Wwft. Indien die andere banken kennelijk (en om onduidelijke redenen) geen zakelijke bankrekening verstrekken, kan van Rabobank niet worden verwacht dit wel te doen. Rabobank heeft de nodige terechte vraagtekens geplaatst bij de koopsom van de aandelen in Café City Hall (afgezet tegen de hoge omzet en de netto resultaten van Café City Hall), bij het feit dat die koopsom is geleend van de verkopende partij en bij het feit dat is gekozen voor een structuur met persoonlijke holdings. Een verplichting een bankrekening te verstrekken zou bovendien in strijd zijn met de Wwft waarin is opgenomen dat pas een bankrekening kan worden verstrekt nadat een cliëntenonderzoek met succes is afgerond. Verder voert Rabobank aan dat het spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering niet is aangetoond. Er is geen directe noodzaak dividenduitkeringen en/of aflossingen op de lening via een bankrekening van eiseres 1 en eiseres 2 te laten lopen. Mocht desalniettemin worden geoordeeld dat een spoedeisend belang aanwezig is, dan verzoekt Rabobank aan een toewijzend vonnis de voorwaarde te verbinden dat zij eerst in staat moet worden gesteld een cliëntenonderzoek als bedoeld in de Wwft volledig en met succes af te ronden. Daarvoor heeft zij een termijn nodig van tenminste vier weken.
De beoordeling
eiseres 1 en eiseres 2 hebben een spoedeisend belang bij het instellen van hun vordering in dit kort geding. Zonder een zakelijke bankrekening kunnen zij hun (financiële) verplichtingen, zoals aflossing van de lening die is gesloten ten behoeve van de aankoop van de aandelen in Café City Hall, alsmede hun verplichtingen jegens de fiscus, niet nakomen. Zonder een zakelijke bankrekening kunnen zij evenmin dividenduitkeringen ontvangen. Dat er geen noodzaak is aflossingen en dividenduitkeringen via een bankrekening van eiseres 1 en eiseres 2 te laten verlopen, zoals Rabobank heeft aangevoerd, is onjuist. Dat er mogelijk vanwege de coronacrisis op dit moment überhaupt geen aflossingen worden gedaan en/of dividend wordt uitgekeerd, zoals eveneens door Rabobank aangevoerd, maakt evenmin dat eiseres 1 en eiseres 2 geen spoedeisend belang hebben bij het instellen van hun vordering.
Het belangrijkste verweer van Rabobank is dat zij gezien de contractsvrijheid niet verplicht kan worden tot het openen van een (zakelijke) bankrekening. Hierin wordt Rabobank niet zonder meer gevolgd. De contractsvrijheid is voor banken gezien hun bijzondere zorgplicht niet onbegrensd. Het hebben van een bankrekening is noodzakelijk om in volle omvang aan het maatschappelijk verkeer te kunnen deelnemen. In dit verband wordt verwezen naar de conclusie van mr. T. Hartlief, procureur-generaal bij de Hoge Raad van 12 maart 2021 (ECLI:NL:PHR:2021:239) waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Ik sluit niet uit dat de bijzondere zorgplicht onder bepaalde (bijzondere) omstandigheden een bank kan verplichten (opnieuw) een contractuele relatie met een derde aan te gaan. De in de rechtspraak ontwikkelde bijzondere zorgplicht, die op zijn beurt voortvloeit uit de in art. 6:162 BW neergelegde zorgvuldigheidsnorm, betreft immers een open norm, die met de tijd mee-ontwikkelt en niet op voorhand tot bepaalde situaties is beperkt. Daarom moet telkens opnieuw aan de hand van de omstandigheden van het geval worden bezien tot welke zorg de bank in het concrete geval jegens de derde(n) is gehouden. In dit systeem past niet dat bepaalde zorg, zoals het aangaan van een (standaard) contractuele relatie met een derde, bij voorbaat is uitgesloten van de bijzondere zorgplicht van de bank.
Daarbij komt dat de achtergrond van de bijzondere zorgplicht van de bank in de eerste plaats wordt gezocht in de spilfunctie die banken in het maatschappelijke verkeer vervullen. Zeker in het digitale tijdperk waarin we nu leven, is het simpelweg niet meer (goed) mogelijk om aan het maatschappelijk verkeer – en daarmee de samenleving – deel te nemen zonder in elk geval toegang te hebben tot een betaalrekening. De weigering van een bank om een contractuele relatie met een derde aan te gaan (in het bijzonder met betrekking tot een betaalrekening), kan er derhalve toe leiden dat de derde van het maatschappelijk verkeer en de samenleving wordt uitgesloten. De bank heeft wat dat betreft dus een zekere ‘macht’ over (de) derde(n) en een weigering van de bank om (opnieuw) met de derde(n) in zee te gaan, kan (en zal) voor de derde(n) ingrijpende gevolgen hebben. Ook gelet op dit ‘machtsonevenwicht’ acht ik het niet uitgesloten dat een bank, onder bepaalde (bijzondere) omstandigheden, kan worden verplicht om (opnieuw) een contractuele relatie met de derde(n) aan te gaan.
Ook in dit geval wordt geoordeeld dat Rabobank op grond van haar bijzondere zorgplicht verplicht kan worden gesteld ten behoeve van eiseres 1 en eiseres 2 zakelijke bankrekeningen te openen. De in de loop der tijd door Rabobank aangevoerde bezwaren tegen eiseres 1 en eiseres 2 zijn niet steekhoudend. Rabobank heeft eiseres 1 en eiseres 2 aanvankelijk alleen het algemene verwijt gemaakt dat zij zijn gerelateerd aan Café City Hall, een vennootschap die een coffeeshop drijft. Rabobank heeft in dit verband echter geen concrete bezwaren over Café City Hall of over eiseres 1 en eiseres 2 naar voren gebracht, terwijl zij Café City Hall kent omdat deze vennootschap al een zakelijke bankrekening heeft bij Rabobank. Een dergelijke categorale uitsluiting is niet toegestaan. De nadien door Rabobank naar voren gebrachte bezwaren zijn evenmin steekhoudend. Dat andere banken (de banken waar naam 1 en naam 2 een privérekening aanhouden) een zakelijke bankrekening hebben geweigerd, geeft Rabobank nog niet het recht dit ook te doen. De vraagtekens die Rabobank heeft geplaatst bij de hoogte van de koopprijs voor de 50% aandelen in Café City Hall, bij het feit dat die koopprijs is geleend van de verkoper en bij de structurering via persoonlijke holdings, zijn voorshands niet terecht. De aandelentransactie heeft, zoals ter zitting toegelicht, plaatsgevonden in de familiesfeer (moeder, die onder meer om medische redenen met pensioen wil, verkoopt haar aandelen aan haar dochter en nicht die al in de zaak werkzaam zijn). De hoogte van de koopprijs, die mogelijk op het eerste gezicht in het licht van de omzetten die Café City Hall maakt, aan de lage kant is, kan bovendien goed worden verklaard door de groeiende onzekerheid waarin coffeeshops verkeren die zijn gevestigd in het centrum van Amsterdam en die zich met name richten op toeristen. Dat de aandelen worden gehouden via een structuur van persoonlijk holdings is in het geheel niet ongebruikelijk.
Verder heeft Rabobank aangevoerd dat een verplichting om een relatie aan te gaan met eiseres 1 en eiseres 2 in strijd zou zijn met de Wwft omdat het cliëntenonderzoek nog niet met succes is afgerond. Dit zou haar tenminste vier weken kosten, zoals blijkt uit haar pas ter zitting ingenomen standpunt. Ook dit kan niet leiden tot het afwijzen van de vordering, noch tot het verbinden van een voorwaarde aan toewijzing dat Rabobank eerst vier weken de tijd krijgt het cliëntenonderzoek te doen. Niet bestreden is dat eiseres 1 en eiseres 2 reeds in november 2020 de aanvraag tot het openen van een bankrekening hebben ingediend. Vervolgens zijn zij aan het lijntje gehouden, zoals blijkt uit de in het geding gebrachte correspondentie, en heeft Rabobank geen enkele moeite gedaan om het cliëntenonderzoek te starten. Toen Rabobank met concrete bezwaren kwam, zijn die uitgebreid weerlegd in de brief van 16 april 2021 van de raadsman van eiseres 1 en eiseres 2. Rabobank heeft dus ruimschoots de gelegenheid gehad tot het doen van een cliëntenonderzoek. Dat zij dit kennelijk nog niet heeft gedaan komt voor haar risico. Er zijn bovendien voorshands geen aanwijzingen dat het cliëntenonderzoek ingewikkeld is of problemen zal opleveren. naam 1 en naam 2 zijn jonge vrouwen die werkzaam zijn in de door Café City Hall (bij Rabobank bekende) gedreven coffeeshop en hebben verder geen zakelijke activiteiten. Wel zal Rabobank bij toewijzing van de vordering om administratieve redenen een termijn van twee weken worden gegund, zoals zij subsidiair heeft verzocht.
Lees hier de volledige uitspraak.