Rechter dient, bij gevoegde BP, in zijn uitspraak tevens te beslissen over door BP en verdachte gemaakte kosten

Hoge Raad 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:762

Het gerechtshof heeft de verdachte wegens “medeplegen van smaadschrift” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft voorts de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.

Middel

Het cassatiemiddel klaagt dat het hof heeft verzuimd te beslissen over de door de verdachte gemaakte kosten in verband met de vordering van de benadeelde partij.

Beoordeling Hoge Raad

Op grond van artikel 592a (oud) Sv (vanaf 1 januari 2020: artikel 532 Sv) dient de rechter, indien zich een benadeelde partij in het geding heeft gevoegd, in zijn uitspraak tevens te beslissen over de kosten door de benadeelde partij en de verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Op grond van artikel 361 lid 6 Sv dient deze beslissing in de uitspraak te worden opgenomen. Aangezien zodanige beslissing in de uitspraak van het hof niet voorkomt, is het cassatiemiddel gegrond.

In het oordeel van het hof ligt besloten dat het geen gronden aanwezig heeft geacht om de benadeelde partij dan wel de verdachte te veroordelen in de kosten van de andere partij en dat het heeft verzuimd te bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen. De Hoge Raad zal dit verzuim herstellen.

Lees hier de volledige uitspraak.  

Print Friendly and PDF ^