Toerekening aan rechtspersoon en veroordeling na bedrijfsongeval met dodelijke afloop

Rechtbank Rotterdam 24 februari 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1351

Door de opzettelijke gedragingen voldeed het opbouwen en het gebruik van de rolsteiger niet aan de vereiste voorschriften. Daardoor ontstond levensgevaar dan wel het gevaar van ernstig letsel of was dergelijk gevaar in ieder geval te verwachten. Nauwkeurige opvolging van deze voorschriften klemt temeer nu het hier werken op hoogte betreft. Bij het beklimmen door het slachtoffer van een op een galerij staande rolsteiger om schilderwerkzaamheden uit te voeren is deze rolsteiger gekanteld en is het slachtoffer met de rolsteiger op de ongeveer zeven meter lager gelegen straat terecht gekomen. Het slachtoffer is kort daarna overleden.

De smalle rolsteiger was niet voorzien van stabilisatoren en evenmin van een werkbordes met een luik. Ten tijde van het ongeval stonden de wielen van de rolsteiger niet op de rem. De steiger was ook niet anderszins verankerd. De verdachte heeft onvoldoende toezicht gehouden op de daadwerkelijke naleving van de voorschriften en instructies. Evenmin heeft zij voorafgaande aan het gebruik van de rolsteiger, gecontroleerd of deze deugdelijk en volgens de voorschriften was opgebouwd. De verdachte rechtspersoon is daarmee tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens haar werknemers, waaronder in het bijzonder jegens het slachtoffer. Hierdoor heeft een tragisch arbeidsongeval kunnen plaatsvinden, met het overlijden van het slachtoffer als gevolg.

Standpunt verdediging

Verschillende onderdelen van de tenlastelegging kunnen niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht (opzet / artikel 8 lid 1 en/of 4 Arbeidsomstandighedenwet / 7.3 lid 2 Arbeidsomstandighedenbesluit, 2e gedachtestreepje en 7.4 lid 3 Arbeidsomstandighedenbesluit, 1e gedachtestreepje), zodat op deze onderdelen vrijspraak dient te volgen. Ondanks dat het slachtoffer en de heer naam collega slachtoffer op de hoogte waren van de instructies voor de opbouw van een rolsteiger, hebben zij er eigenstandig voor gekozen die instructies niet volledig op te volgen. Van opzet bij naam verdachte rechtspersoon is geen sprake.

Bewijsoverwegingen van de rechtbank

Op 15 november 2018 waren de heer naam slachtoffer en de heer naam collega slachtoffer, beiden in dienst van en in opdracht van de verdachte, schilderwerkzaamheden aan het verrichten aan twee galerijwoningen. De vorige dag had de heer naam collega slachtoffer, samen met de heer naam slachtoffer, in opdracht van de heer naam persoon, (middellijk) directeur van de verdachte, op die galerij een smalle rolsteiger opgebouwd.

Nadat naam collega slachtoffer en naam slachtoffer de rolsteiger op de galerij van de ene woning naar de andere hadden verplaatst, klom naam slachtoffer via de buitenkant van de steiger naar het werkbordes teneinde zijn werkzaamheden voort te zetten. Bij dit beklimmen raakte de rolsteiger topzwaar en kantelde over de balustrade van de galerij. Zowel de rolsteiger als de heer naam slachtoffer vielen op de straat, ruim vijf meter onder de galerij. De val veroorzaakte bij de heer naam slachtoffer zwaar hoofdletsel, waardoor hij is overleden.

Uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat de heer naam collega slachtoffer de smalle rolsteiger niet had voorzien van stabilisatoren en evenmin van een werkbordes met een luik. Ten tijde van het ongeval stonden de wielen van de rolsteiger niet op de rem.

Zowel de gebruikershandleiding van de rolsteiger als de Checklist ‘Veilig werken met rolsteigers’ stellen het aanbrengen van deze voorzieningen verplicht. Van de zijde van de verdachte is onvoldoende toezicht gehouden op de daadwerkelijke naleving van de gebruikershandleiding, de genoemde Checklist en het gebruik van een Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA). Evenmin is voorafgaande aan het gebruik van de rolsteiger gecontroleerd of deze deugdelijk en volgens de voorschriften was opgebouwd.

Naam collega slachtoffer en naam slachtoffer waren in dienst van de verdachte. De verdachte is derhalve ‘werkgever’ als bedoeld in artikel 1 sub a van de Arbeidsomstandighedenwet. Naam persoon was eigenaar, (middellijk) directeur en opzichter van de verdachte.

Het opbouwen van de rolsteiger gebeurde in het kader van de normale bedrijfsvoering van de verdachte rechtspersoon door twee werknemers. Hun handelen en het toezicht zijn de verdachte rechtspersoon dienstig geweest. Het handelen van de heren naam collega slachtoffer, naam slachtoffer en naam persoon kan dan ook redelijkerwijs aan de verdachte rechtspersoon worden toegerekend.

Het opbouwen van de rolsteiger en het houden van toezicht op naleving van de veiligheidsvoorschriften vond plaats in het kader van de normale bedrijfsuitoefening. De verweten gedragingen vonden dan ook opzettelijk plaats en kunnen redelijkerwijs aan de rechtspersoon worden toegerekend.

Naam collega slachtoffer, naam slachtoffer en naam persoon wisten beroepshalve dat de rolsteiger, teneinde omvallen te voorkomen, om veiligheidsredenen moest worden opgebouwd met stabilisatoren en een werkbordes met een luik en dat de wielen op de rem moesten staan. Zij wisten ook dat de rolsteiger conform de handleiding gebruikt moest worden en kenden de checklist ‘Veilig werken met rolsteigers’.

Het is een feit van algemene bekendheid dat een val op straat vanaf een hoogte van meer dan 5 meter ernstig letsel en levensgevaar kan veroorzaken. Naam collega slachtoffer, naam slachtoffer en naam persoon wisten derhalve, of moesten ten minste redelijkerwijs weten, dat van het niet voldoen aan de voorschriften bij het opbouwen en gebruiken van de rolsteiger levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid te verwachten was dan wel dat daardoor dergelijk gevaar of schade zou (kunnen) ontstaan. Ook deze wetenschap kan redelijkerwijs aan de rechtspersoon worden toegerekend.

De verweren worden verworpen.

Bewezenverklaring

  • Overtreding van een voorschrift gesteld bij en krachtens artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.

Strafoplegging

  • Geldboete van €50.000, waarvan €25.000 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^