Toerekening aan VOF bedrijfsmatig valselijk opmaken van doelgroepverklaringen. Ook niet in TLL genoemde verklaringen meegewogen voor benadelingsbedrag enstrafoplegging.

Gerechtshof Amsterdam 17 augustus 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2285

De verdachte heeft zich gedurende twee jaar schuldig gemaakt aan het bedrijfsmatig valselijk opmaken van doelgroepverklaringen met behulp waarvan een aantal bedrijven ten onrechte premiekortingen kon terugvragen.

Daderschap rechtspersoon & feitelijk leidinggeven aan verboden gedraging

Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde doelgroepverklaringen valselijk zijn opgemaakt en dat de verklaringen vervolgens zijn verstrekt aan de in de tenlastelegging genoemde werkgevers. Het hof ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of die verboden gedragingen kunnen worden toegerekend aan VOF. Die vraag dient bevestigend te worden beantwoord, waarbij de volgende feiten en omstandigheden van belang zijn.

Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel volgt dat de onderneming VOF v.o.f. wordt gedreven door twee vennoten, te weten de verdachte en naam 6, en dat haar werkzaamheden zich richten op ‘premie/subsidieonderzoeken bij werkgevers in Nederland op het gebied van sociale zekerheid’. De v.o.f. heeft geen werknemers in dienst. De door VOF gehanteerde werkwijze hield in dat de onderneming werkgevers benaderde en hen voorhield dat zij met hulp van VOF een groot bedrag aan sociale premies die de werkgevers hadden afgestaan ten behoeve van bepaalde werknemers, kon terugvragen door correctie-aangiften loonheffing. VOF voerde in dat verband een premiescan uit, waaruit volgde welk bedrag de betreffende werkgever in het kader van een zogeheten mobiliteitsbonus kon terugvragen bij de Belastingdienst.

De benodigde doelgroepverklaringen werden vervolgens door VOF – in een aantal gevallen – valselijk opgemaakt en verstuurd naar de werkgevers, zodat zij de verklaringen konden indienen bij de Belastingdienst. Voor haar verdiensten rekende VOF een percentage van de uit te keren mobiliteitsbonus. Het hof komt tot de conclusie dat de beschreven verboden gedragingen kunnen worden toegerekend aan VOF, nu de gedragingen zijn verricht door een persoon die werkzaam is voor de v.o.f., zij hebben plaatsgevonden en passen in het kader van de normale bedrijfsvoering van de v.o.f. én de gedragingen de v.o.f. dienstig zijn geweest. Zodoende komt het hof toe aan de vraag of de verdachte feitelijk heeft leidinggegeven aan de strafbare feiten die kunnen worden toegerekend aan VOF. In dat kader wordt als volgt overwogen.

Tijdens doorzoekingen in de woning van de verdachte op 22 maart 2017 is onder andere een zwarte laptoptas en een aantal gegevensdragers, waaronder een computer, in beslag genomen. In genoemde laptoptas bevond zich een zevental – naar later bleek – valselijk opgemaakte doelgroepverklaringen, terwijl op de computer nog eens 26 doelgroepverklaringen zijn aangetroffen die op één na ook allemaal vals bleken te zijn. Verder zijn er op de computer drie valse doelgroepverklaringen aangetroffen waarvan bij bevraging van de eigenschappen van de documenten, duidelijk werd dat de documenten laatstelijk zijn gewijzigd door de verdachte. Uit het dossier volgt dat de verdachte de verklaringen vervolgens doorstuurde naar naam 6, zodat die de stukken kon doorsturen naar de werkgevers. Zo kan worden gewezen op een e-mailbericht van de verdachte aan naam 6 d.d. 4 maart 2016 waarbij de verdachte doelgroepverklaringen voor bedrijf 1 B.V. aan naam 6 toestuurt. naam 6 stuurt de stukken vervolgens door naar bedrijf 1 B.V.. Op grond van deze feiten en omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat de verdachte feitelijk bij het valselijk opmaken en het gebruik maken van de valse doelgroepverklaringen betrokken is geweest en dat zijn opzet bovendien op dat opmaken en gebruik maken gericht is geweest.

Het door de verdediging voorgestane alternatieve scenario dat niet de verdachte, maar naam 6 de doelgroepverklaringen valselijk heeft opgemaakt en heeft verstrekt aan de betreffende werkgevers acht het hof ongeloofwaardig. Het wordt weersproken door de verklaring van naam 6 bij de FIOD, inhoudende dat hij werkzaamheden verrichtte op het gebied van marketing en financiële administratie en dat de verdachte verantwoordelijk was voor de premie- en subsidieonderzoeken. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte deze taakverdeling bevestigd, maar vervolgens verklaard dat dit enkel in het begin het geval was. Naar aanleiding van ontevredenheid van de verdachte over de inzet van naam 6 ten behoeve van VOF en over de winstverdeling tussen de vennoten heeft naam 6, aldus de verdachte, na een gesprek hierover ook zelfstandig premieonderzoeken uitgevoerd. Deze stelling van de verdachte vindt echter geen enkele steun in het dossier. Integendeel, in een e-mailwisseling tussen naam 6 en de verdachte op 24 februari 2017 – derhalve ná de ten laste gelegde periode – verzoekt naam 6 de verdachte te bevestigen dat eerstgenoemde zich enkel heeft beziggehouden met de sales en de marketing van de v.o.f. en dat hij nooit onderzoeken bij klanten heeft verricht, waarna de verdachte die bevestiging expliciet geeft. In het licht van het voorgaande, wordt het door de verdediging geschetste alternatieve scenario verworpen.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

  • Feit 2: feitelijk leidinggeven aan opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Het hof neemt de verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij van dergelijk frauduleus handelen zijn bedrijfsmodel heeft gemaakt en hiermee zijn inkomen regelde. Dergelijk handelen resulteert niet enkel in financiële schade voor de staat enerzijds en de gedupeerde werkgevers (in de vorm van mogelijke navorderingen en boetes) anderzijds, maar schaadt ook het vertrouwen dat de overheid moet kunnen stellen in bedrijven en particulieren in het kader van de premieheffing.

Bovendien rekent het hof de verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van een systeem dat in het leven is geroepen om de kansen van een groep kwetsbare werknemers op de arbeidsmarkt te vergroten. Ten slotte ziet de verdachte, gelet op zijn verklaringen bij de rechtbank en ter terechtzitting in hoger beroep, het kwalijke van zijn handelen niet in en legt hij de schuld bij naam 6.

Uit het dossier volgt dat het onderzoek van de FIOD zich heeft toegespitst op vijf ondernemingen en 15 valse doelgroepverklaringen, waarvan een representatieve selectie van vijf verklaringen vervolgens in de tenlastelegging is opgenomen. Nu naar oordeel van het hof op grond van het dossier en het overige ter terechtzitting verhandelde genoegzaam is komen vast te staan dat de verdachte tevens doelgroepverklaringen valselijk heeft opgemaakt en gebruikt die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen, en gelet op de recente uitspraak van de Hoge Raad op dit punt, zal het hof ten behoeve van een passende strafoplegging ook acht slaan op die niet ten laste gelegde valse doelgroepverklaringen en aansluiting zoeken bij het door de FIOD becijferde benadelingsbedrag van € 143.353.

Het toepasselijke oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaat voor het genoemde fraudebedrag uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 tot en met 12 maanden. Gelet op de ernst van de gedragingen is een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf een passende sanctie. Het hof acht het evenwel niet wenselijk dat de verdachte de op te leggen gevangenisstraf direct geheel zal ondergaan. Om de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst dergelijke feiten te plegen zal een deel van deze straf voorwaardelijk worden opgelegd. De omvang van het benadelingsbedrag brengt mee dat niet kan worden volstaan met een taakstraf.

Lees hier de volledige uitspraak.


Print Friendly and PDF ^