Tuchtrechter: Advocaat mocht zowel verdachte bestuurder als zijn werknemers (als getuigen) bijstaan

Hof van Discipline 's Gravenhage 17 januari 2025, ECLI:NL:TAHVD:2025:14

In deze zaak lag de vraag voor of een advocaat, die een werkgever als verdachte bijstond, in diezelfde zaak ook de werknemers van die werkgever, die door de politie als getuigen worden opgeroepen, mocht bijstaan of dat door de afhankelijkheidsrelatie tussen werkgever/verdachte en werknemers/getuigen sprake is van tegenstrijdige belangen dan wel een situatie waarin voorzienbaar is dat het op een tegenstrijdig belang kan uitlopen. Het hof is, anders dan de raad, van oordeel dat verweerder onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zowel de verdachte-werkgever als de getuigen-werknemers bij te staan. Het hof vernietigt de beslissing van de raad, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Tijdlijn van de zaak

10 januari 2022

  • Verdachte-werkgever (Q) wordt aangehouden op verdenking van witwassen.

  • Verweerder treedt op als advocaat voor Q.

  • Twee werknemers worden als getuigen gehoord en bijgestaan door verweerder.

11 januari 2022

  • Verweerder vraagt namens de verdachte de officier van justitie om de processtukken te verstrekken.

  • De officier van justitie besluit de processtukken tijdelijk te onthouden vanwege de mogelijkheid van beïnvloeding van de getuigen.

19 januari 2022

  • Het eerste inhoudelijke verhoor van de verdachte vindt plaats.

  • Verweerder herhaalt zijn verzoek om de processtukken.

1 maart 2022

  • De rechter-commissaris bekrachtigt de beslissing van het OM om de processtukken tijdelijk te onthouden.

21 maart 2022

  • De deken start een onderzoek naar mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder.

4 april 2022

  • Verweerder en mr. E spreken met de deken over hun rol in de strafzaak.

  • Verweerder stelt voor om een proefprocedure te starten om de gerezen vragen aan de raad voor te leggen.

6 april 2022

  • Verweerder erkent dat de schriftelijke vastlegging van de besproken tegenstrijdige belangen onvolledig was. Hij levert aanvullende informatie aan.

7 april 2022

  • De laatste getuige wordt gehoord.

  • Het OM verstrekt een week later alsnog de processtukken aan verweerder.

8 mei 2023

  • De deken dient het dekenbezwaar officieel in bij de raad van discipline.

Dekenbezwaar

Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld wegens strijd met artikel 46 Advocatenwet, de kernwaarden onafhankelijkheid en partijdigheid en Gedragsregel 15 door:

  • a) in dezelfde strafzaak zowel de verdachte als meerdere op instigatie van het OM door de politie nog te horen getuigen bij te staan waarmee de kernwaarde onafhankelijkheid in het gedrang is gekomen.

  • b) niet - op grond van de beslissing van het Hof van Discipline van 8 november 1999 - met ieder van zijn (gezamenlijke) cliënten respectievelijk te spreken en/of afspraken te maken over onder meer de procesopstelling, het mogelijk in de toekomst ontstaan van een tegenstrijdig belang en de gevolgen daarvan, en dit alles schriftelijk vast te leggen.

  • c) zich niet terug te trekken als advocaat van alle betrokken partijen toen op 1 maart 2022 duidelijk was geworden dat zich daadwerkelijk een tegenstrijdig belang voordeed.

Oordeel van de raad van discipline

De raad verklaarde het dekenbezwaar grotendeels gegrond. Volgens de raad miskende verweerder de afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en de getuigen, waardoor niet gewaarborgd kon worden dat de getuigen vrij konden verklaren. Bovendien leidde de beslissing van de rechter-commissaris om processtukken tijdelijk te onthouden tot een situatie waarin de verdachte benadeeld werd, aldus de raad.

Oordeel van het hof van discipline

Het hof vernietigt het oordeel van de raad op onderdelen a) en c). Het hof benadrukt het belang van de vrije advocaatkeuze, zelfs in situaties met een duidelijke afhankelijkheidsrelatie. Het hof oordeelt dat de afhankelijkheidsrelatie tussen werkgever en werknemers niet automatisch tot een tegenstrijdig belang leidt. Verweerder heeft zorgvuldig gehandeld door vooraf met alle cliënten te bespreken wat een tegenstrijdig belang inhoudt en afspraken schriftelijk vast te leggen. De tijdelijke onthouding van processtukken door het OM heeft volgens het hof niet geleid tot een daadwerkelijke benadeling van de verdachte.

Het hof bekrachtigt wel dat verweerder in het vervolg zorgvuldig moet blijven vastleggen welke afspraken hij maakt om mogelijke tegenstrijdige belangen te vermijden.

8.6 Het standpunt van de deken komt in de kern erop neer dat de vrije advocaatkeuze weliswaar het uitgangspunt is, maar dat het in een zaak als de onderhavige, waarin duidelijk sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen de werkgever en de werknemer (door de deken ook geduid als een ‘machtsrelatie’), voor de advocaat niet mogelijk is om te beoordelen of sprake is van een (voorzienbaar) tegenstrijdig belang als hij naast de verdachte-werkgever ook de getuigen-werknemers in hetzelfde proces gaat bijstaan. De reden daarvoor is dat deze getuigen-werknemers verweerder als een verlengstuk van de werkgever zien, althans sprake is van de schijn van een tegenstrijdig belang. Verweerder had dan ook moeten beslissen de getuigen niet bij staan. Hij had die beslissing in ieder geval moeten nemen nadat de processtukken door de officier van de justitie werden onthouden en die onthoudingsbeslissing door de rechter-commissaris in stand werd gelaten omdat, aldus nog altijd de deken, op dat moment in ieder geval sprake was van “een beperking in de verdediging en van benadeling van de verdachte” en derhalve van een “processueel” tegenstrijdig belang.

Is sprake van een belangenconflict?

8.7 Het hof is, anders dan de raad en de deken, van oordeel dat verweerder onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door in hetzelfde strafproces zowel de verdachte-werkgever als de getuigen-werknemers bij te staan - ook niet nadat de rechter-commissaris op 1 maart 2022 had beslist dat de onthouding van de processtukken door de officier van justitie terecht was. Het hof overweegt daartoe als volgt.

8.8 Uitgangspunt is, zoals ook de deken aangeeft, de vrije advocaatkeuze. Er is geen regel die voorschrijft dat advocaten niet meerdere verdachten of andere spelers - zoals getuigen - in hetzelfde strafproces mogen bijstaan. Een dergelijke regel zou ook in strijd zijn met het beginsel van de vrije advocaatkeuze die een cliënt heeft, welk beginsel een fundamentele betekenis voor de rechtstaat heeft, waarvan niet lichtvaardig mag worden afgeweken.

8.9 De beantwoording van de vraag of, bij bijstand van meerdere cliënten in eenzelfde strafzaak, sprake is van een tegenstrijdig belang dan wel van een situatie waarin voorzienbaar is dat het op een tegenstrijdig belang kan uitlopen, is in beginsel aan de betreffende advocaat en niet aan de officier van justitie of de rechter-commissaris. Die beantwoording moet wel verenigbaar zijn met door de advocaat in acht te nemen (gedrags)regels, waaronder de kernwaarden onafhankelijkheid, partijdigheid en vertrouwelijkheid, zoals hiervoor weergegeven.

8.10 Het hof is van oordeel dat de omstandigheid dat tussen de werkgever (in dit geval als verdachte) en de werknemers (als door de politie opgeroepen getuigen) sprake is van een duidelijke afhankelijkheidsrelatie, niet per definitie betekent dat sprake is van (de schijn van) een tegenstrijdig belang.

8.11 Het betekent wél dat de advocaat vanwege die afhankelijkheidsrelatie extra alert moet zijn op de mogelijkheid van een tegenstrijdig belang en de voorzienbaarheid daarvan en daarnaar zorgvuldig onderzoek moet doen. Bij een afhankelijkheidsrelatie als deze brengt dit mee dat de advocaat zorgvuldig erop moet toezien dat iedere getuige te allen tijde zijn verklaringsvrijheid behoudt.

8.12 De advocaat moet daarom vooraf met zijn cliënten (ieder afzonderlijk) bespreken wat een mogelijk tegenstrijdig belang kan zijn, wanneer dit zich zou kunnen voordoen en wat de consequentie is als dat tegenstrijdig belang zich manifesteert. De advocaat moet bovendien grondig bij elk van zijn (potentiële) cliënten nagaan of deze bezwaren heeft tegen het verlenen van bijstand aan de werkgever en andere werknemers door dezelfde advocaat. Voorts dient de advocaat de cliënt die als getuige optreedt uitdrukkelijk erop te wijzen dat hij als getuige onder alle omstandigheden vrij moet zijn om te verklaren wat hij wil, ook als dit in het nadeel van de verdachte of andere getuigen zou (kunnen) uitpakken. Op de advocaat rust tot slot de verplichting dit alles op de voet van gedragsregel 16 schriftelijk vast te leggen. In complexe en/of gevoelige situaties kan de advocaat overwegen een kantoorgenoot aanwezig te laten zijn bij het gesprek waarin de verklaringsvrijheid wordt besproken.

8.13 Als een advocaat vaststelt dat de getuige zijn verklaringsvrijheid behoudt en dit niet leidt tot strijdigheid met het belang van de werkgever-verdachte, is er naar het oordeel van het hof geen beletsel om deze getuige tevens van rechtsbijstand te voorzien.

8.14 Het hof is niet gebleken dat verweerder op dit punt onzorgvuldig heeft gehandeld. Naar het oordeel van het hof heeft verweerder de afhankelijkheidsrelatie tussen de werkgever en de werknemers ook niet miskend. Verweerder heeft aangegeven dat hij in het bijzijn van een kantoorgenoot de getuigen duidelijk en transparant heeft bevraagd naar en geïnformeerd over het belang van hun verklaringsvrijheid. Verweerder is zich daarbij ook bewust geweest van de bijkomende omstandigheid dat de werkgever op voorhand had aangegeven de kosten van rechtsbijstand van de werknemers-getuigen te zullen voldoen, ook als die bijstand door een andere advocaat zou worden verleend.

8.15 Bij het voorgaande is uiteraard van belang dat de advocaat erop bedacht dient te zijn dat zich nieuwe omstandigheden kunnen voordoen waardoor de verklaringsvrijheid alsnog onder druk komt te staan en/of toch tegenstrijdige belangen (dreigen te) ontstaan. Hij zal dan opnieuw bovengenoemde afwegingen moeten maken.

8.16 Volledigheidshalve merkt het hof nog op dat voor het bijstaan van meerdere personen in dezelfde zaak niet vereist is dat, zoals de Raad sub 5.9 van zijn beslissing lijkt te suggereren, de belangen van deze personen “volstrekt parallel” zijn. Criterium is of er geen tegenstrijdig belang is en geen sprake is van een situatie waarin een tegenstrijdig belang kan ontstaan.

De gevolgen van de onthoudingsbeslissing van het OM

8.17 Bij beslissing van 1 maart 2022 heeft de rechter-commissaris de onthoudingsbeslissing van het OM bekrachtigd, waardoor aan verweerder en de verdachte de processtukken mochten worden onthouden, nu verweerder ook optrad voor de getuigen.

8.18 De deken stelt dat het onthouden van stukken door de officier van justitie, en de bekrachtiging daarvan door de rechter-commissaris, een “beperking in de verdediging en een benadeling van de verdachte is”. Dat is in feitelijke zin op zichzelf genomen juist, maar het hof ziet niet in hoe dit (alsnog) tot een tegenstrijdig belang heeft geleid tussen de werkgever-verdachte en de werknemers-getuigen en de rol die verweerder daarbij speelt. Verweerder heeft onweersproken verklaard dat hij vooraf met zijn cliënt (de verdachte werkgever) de mogelijkheid van een onthoudingsbeslissing heeft besproken. Eveneens heeft hij met zijn cliënt de motivering van de genomen onthoudingsbeslissing besproken en overlegd om een bezwaarschrift tegen de onthoudingsbeslissing in te dienen. Kennelijk heeft de cliënt zijn voorkeur om ook verweerder de werknemers-getuigen te laten bijstaan gehandhaafd, ook nadat de officier van justitie de onthoudingsbeslissing nam.

8.19 De verdachte heeft kennelijk, nadat hij over een en ander door verweerder is voorgelicht, het risico dat hij met deze strategie de processtukken later zou kunnen ontvangen, geaccepteerd. Dat het geaccepteerde risico van een beslissing tot tijdelijke onthouding van de processtukken zich in deze situatie heeft gemanifesteerd, betekent niet dat sprake is van een tegenstrijdig belang. Vast stond immers dat de verdachte de processtukken, nadat de getuigen waren gehoord, alsnog zou krijgen en derhalve zijn verdediging effectief kon voorbereiden en voeren. Ten aanzien van de werknemers heeft de onthoudingsbeslissing geen gevolgen gehad nu getuigen geen recht op kennisneming van processtukken hebben.

8.20 Het hof komt aldus tot het oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door in onderhavig strafproces zowel de verdachte-werkgever als de getuigen-werknemers bij te staan - ook niet nadat de rechter-commissaris op 1 maart 2022 de beslissing tot tijdelijke onthouding van de processtukken door de officier van justitie had bekrachtigd.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^