Uitspraak ontnemingszaak diamantroof Schiphol
/Drie personen die in 2021 zijn veroordeeld voor betrokkenheid bij een diamantroof op Schiphol in 2005 hebben hieruit op illegale wijze financieel voordeel verkregen. Dat oordeelt het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep. Een vierde persoon heeft in een daarmee samenhangende zaak voordeel gehad uit het medeplegen van witwassen.
Verkregen voordeel
Bij de roof werden diamanten buitgemaakt ter waarde van toen ruim 72 miljoen Amerikaanse dollar. Een deel van de buit ter waarde van ruim 43 miljoen Amerikaanse dollar is tot dusver niet gevonden. De schatting van het verkregen voordeel van betrokkene 1 en 2 baseert het hof op afgeluisterde gesprekken en de verklaring van één van de betrokkenen in een undercover traject. Het voordeel voor betrokkene 1 wordt geschat op één miljoen euro en voor betrokkene 2 op ruim 607.571 euro.
Voor de berekening van het voordeel van betrokkene 3 gaat het hof uit van het zogenoemde helerspercentage van de buit. Het hof acht een opbrengst voor de overvallers van 22,5% van de legale waarde van de diamanten redelijk. Omgerekend naar euro’s schat het hof de opbrengst van de roof voor deze persoon, gelet ook op zijn belangrijke rol bij de roof, op bijna drie miljoen euro.
Het hof wijkt ten aanzien van deze betrokkenen af van de eerder door de rechtbank opgelegde ontnemingsbedragen. Reden daarvoor is dat de rechtbank uitging van vaste verdelingspercentages van de winst, terwijl het hof meer nadruk legt op de eigen verklaringen van de betrokkenen over de winstverdeling.
In de vierde zaak schat het hof het voordeel op bijna 270.000 euro. Dit is het voordeel dat deze betrokkene kreeg uit het witwassen via een cafetariabedrijf. Dit bedrag komt nagenoeg overeen met wat de rechtbank heeft vastgesteld.
Betalingsverplichting
Het hof matigt in alle zaken de betalingsverplichting met 5.000 euro in verband met een overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een zaak moet zijn afgehandeld. In de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen ziet het hof in geen van de zaken aanleiding de betalingsverplichting verder te matigen.