Verdachte heeft zich als feitelijk leidinggevende van twee ondernemingen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en het niet of onjuist doen van aangifte omzetbelasting
/Rechtbank Rotterdam 31 maart 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:2788
De rechtspersonen bedrijf01 en bedrijf02 hebben zich schuldig gemaakt aan belastingfraude door telkens onjuiste aangiften omzetbelasting te doen of in het geheel geen aangifte te doen. De verdachte is als de persoon die binnen de ondernemingen zeggenschap had over de dagelijkse gang van zaken en het beleid verantwoordelijk voor die verboden gedragingen. De verdachte heeft hiervan een financieel voordeel gehad, aangezien hierdoor te weinig belasting werd geheven. Uit de gehele gang van zaken rond de elkaar opvolgende ondernemingen waarbij steeds een katvanger als bestuurder werd neergezet, blijkt dat hij er kennelijk zijn verdienmodel van heeft gemaakt om de werkzaamheden van deze ondernemingen voor de opdrachtgever na een periode van anderhalf jaar te beëindigen en de betreffende ondernemingen met belastingschulden achter te laten. De belastingdienst, en daarmee de samenleving, bleef achter met een aanzienlijk bedrag aan onbetaalde omzetbelasting. Ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten is het fiscale nadeel op een bedrag van bijna €400.000 berekend.
Inleiding
De ondernemingen bedrijf01 en bedrijf02 maken deel uit van een reeks ondernemingen die allen achtereenvolgend nagenoeg volledig voor bedrijf03 en/of bedrijf04 (hierna: bedrijf03) werkten. De werkzaamheden van deze ondernemingen bestonden uit het uitlenen van personeel aan bedrijf03 voor het uitvoeren van productiewerkzaamheden bij bedrijf05. Na een relatief korte periode werden deze werkzaamheden steeds door een nieuwe onderneming overgenomen. De bestuurder en aandeelhouder van bedrijf01 volgens de Kamer van Koophandel is naam02 en voor bedrijf02 is dit naam03. Het Openbaar Ministerie gaat er van uit dat deze bestuurders slechts katvangers waren en dat de verdachte zich als feitelijk leidinggevende van deze twee ondernemingen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het niet of onjuist doen van aangifte omzetbelasting.
Standpunt verdediging
Niet wordt betwist dat bedrijf01 en bedrijf02 zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrift en het niet of onjuist doen van aangiften omzetbelasting. Wel wordt het standpunt ingenomen dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan dan wel opdracht heeft gegeven tot het doen van deze onjuiste (of valse) aangiften, dan wel het ten onrechte niet doen van aangiften. Niet vast te stellen is dat de verdachte een feitelijk leidinggevende positie heeft bekleed bij bedrijf01, zodat niet kan worden geconcludeerd dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de strafbare gedragingen. De verklaringen van de medeverdachte medeverdachte01 en andere bij bedrijf01 betrokken personen zijn daartoe onvoldoende betrouwbaar en enig ander bewijsmiddel ter ondersteuning van die verklaringen ontbreekt. Met betrekking tot bedrijf02 bevat het dossier bovendien geen enkele verklaring waaruit is af te leiden dat de verdachte heeft opgetreden namens deze vennootschap, laat staan concrete leidinggevende werkzaamheden heeft verricht.
Beoordeling
Op grond van artikel 51, tweede lid, Sr kan, indien een strafbaar feit is begaan door een rechtspersoon, zowel die rechtspersoon als degene die feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging van die rechtspersoon voor dit feit strafrechtelijk worden vervolgd en bestraft.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging opgenomen aangiften omzetbelasting van bedrijf01 en bedrijf02 opzettelijk onjuist dan wel niet zijn ingediend. Tevens kan worden gesteld dat deze gedragingen aan de rechtspersonen kunnen worden toegerekend, nu het doen van aangiften omzetbelasting binnen de normale bedrijfsvoering van een onderneming plaatsvindt. De vraag is of de verdachte als opdrachtgever dan wel feitelijk leidinggever verantwoordelijk kan worden gehouden voor deze gedragingen van deze rechtspersonen. Dat de verdachte geen aandeelhouder/bestuurder was van deze rechtspersonen staat er niet aan in de weg om als feitelijk leidinggever te worden aangemerkt.
bedrijf01
De aandeelhouder/bestuurder van bedrijf01, naam02, heeft verklaard dat hij door een persoon genaamd verdachte01 is benaderd om een bedrijf op zijn naam te zetten waarvoor hij ook betaald kreeg. Daarnaast verklaren verschillende andere personen, onder wie getuige02, getuige01 en medeverdachte01 dat verdachte01 de feitelijk eigenaar van bedrijf01 is, de persoon is die zich bemoeide met de uitvoering van de werkzaamheden, de dagelijkse gang van zaken bepaalde en al jarenlang steeds met een andere onderneming kwam bij bedrijf03 voor onder aanneming. Het was ook verdachte01 die de beschikking had over de gelden van bedrijf01 en die het contact had met en gegevens aanleverde bij de boekhouder getuige02. Door de getuigen en medeverdachten wordt de verdachte herkend als deze ‘ verdachte01 ’. Op grond van deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat er een constructie is opgetuigd met een zogenoemde katvanger die op papier de eigenaar is van de onderneming terwijl de verdachte feitelijk de eigenaar was en financieel voordeel uit de onderneming genoot. Tegen deze achtergrond bezien leidt de omstandigheid dat een aantal getuigen niet direct openheid van zaken heeft gegeven er niet zonder meer toe dat deze verklaringen onbetrouwbaar zijn. Dit geldt temeer nu deze verklaringen elkaar over en weer versterken en bevestiging vinden in de overige bewijsmiddelen. Zo zijn betalingen van bedrijf01 aan bedrijf06 gedaan ten behoeve van vakanties van de verdachte, zijn echtgenote en zijn familieleden en is een bedrag overgemaakt naar een bankrekening op naam van de verdachte. Uit de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt van een zodanige structurele zeggenschap van de verdachte binnen de onderneming dat hij als feitelijk leidinggevende van bedrijf01 kan worden aangemerkt ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen.
bedrijf02
Uit de bewijsmiddelen volgt dat bedrijf01 sterk verweven is met bedrijf02 en dat de verdachte bij deze onderneming betrokken is. Op enig moment zijn de werkzaamheden van bedrijf01 voor haar opdrachtgever bedrijf03 overgenomen door bedrijf02 Mededelingen van deze overname werden, net als bij alle voorgaande overnamen door nieuwe onderaannemers, gedaan door de verdachte. Daarbij liet de verdachte weten dat hij de contactpersoon bij bedrijf03 zou zijn voor bedrijf02 Een ex-werknemer, die gelden heeft ontvangen van zowel bedrijf01 als bedrijf02, heeft daarnaast verklaard dat hij weliswaar voor verschillende bedrijven voor bedrijf03 heeft gewerkt, maar dat hij steeds met dezelfde verdachte01 loonafspraken heeft gemaakt. Verder zijn veel betalingsverplichtingen van bedrijf01 overgenomen door bedrijf02 dan wel zijn er veel overeenkomsten in betalingen van deze rekeningen, waaronder de premiebetalingen voor autoverzekeringen en betalingen aan bedrijf06 en de betalingen voor huur van twee woningen aan naam05. De bestuurder van bedrijf02, naam03 stond ingeschreven op het adres adres02 te plaats02 een van de woningen waarvoor huur aan naam05 werd betaald. Het is echter de verdachte geweest die contact had met de verhuurder over deze woningen. Daar komt nog bij dat vanaf de bankrekening van naam03 overschrijvingen zijn gedaan naar bankrekeningen van naam04, verdachte01 en een familielid van de verdachte en zijn huurbetalingen gedaan voor een woning aan de straatnaam01, het adres waarop de verdachte stond ingeschreven. Ook naam03 lijkt dan ook slechts een katvanger te zijn geweest.
Uit het voorgaande volgt dat de met bedrijf01 opgezette constructie op dezelfde wijze door de verdachte is voortgezet door bedrijf02 De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verdachte ook bij bedrijf02 als feitelijk leidinggevende betrokken is bij de tenlastegelegde gedragingen.
Conclusie
De verweren worden in alle onderdelen verworpen. Het tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen als na te noemen, met uitzondering van het medeplegen. In het dossier is onvoldoende bewijs aanwezig waaruit volgt dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander. De verdachte zal van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Feit 1 primair: feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon;
Feit 2: feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
Feit 3: feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
Feit 4: feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
Feit 5: feitelijk leiding geven aan opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon.
Strafoplegging
Gevangenisstraf van achttien 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Lees hier de volledige uitspraak.