Veroordeling bedrijf na dodelijk arbeidsongeval blijft in hoger beroep in stand
/Gerechtshof 's-Hertogenbosch 17 mei 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1717
In deze zaak gaat het om een werknemer die in 2020 om het leven is gekomen door een val van een steiger tijdens werkzaamheden. De onderneming, de werkgever van de werknemer, werd vervolgd voor het schenden van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht (dood door schuld) en artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, omdat verschillende bepalingen uit de Arbowetgeving niet of onvoldoende zouden zijn nageleefd. Deze bepalingen hadden betrekking op de Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E), de voorlichting/instructies, en het toezicht.
Rechtbank
De onderneming werd veroordeeld tot een geldboete van €125.000,- waarvan €25.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
Strafverzwarende omstandigheden: Herhaaldelijk overtreden van voorschriften ter voorkoming van valgevaar en een eerder dodelijk ongeval in 2002.
Hoger Beroep
Het hof veroordeelde de onderneming tot een lagere geldboete van €95.000,- waarvan €25.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het hof hield rekening met de volgende strafverzwarende omstandigheden:
Een dodelijk arbeidsongeval in 2002.
Vijf boetes van de Arbeidsinspectie wegens overtreding van valgevaarvoorschriften.
Strafverminderende omstandigheden:
De onderneming erkende de ernst van de situatie en toonde inzicht in haar fouten.
De onderneming werd gecompenseerd voor de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof benadrukte dat hoewel de onderneming herhaaldelijk de regels had overtreden, er erkenning was van de tekortkomingen en een inspanning om het voortaan beter te doen. Bovendien werd rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, wat leidde tot een lagere straf dan door de rechtbank was opgelegd.
Lees hier de volledige uitspraak.