Veroordeling voor feitelijk leidinggeven aan door een rechtspersoon medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk aanwenden van middelen voor andere doeleinden (art. 323a Sr) en witwassen

Rechtbank Amsterdam 13 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6648

Verdachte heeft zich over een periode van bijna 16 maanden als feitelijke leidinggever schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en het gebruik van die vals geschriften, subsidiefraude en witwassen. Verdachte heeft in korte tijd onterechte aanvragen voor landelijke subsidieregelingen ingediend die door de Nederlandse overheid in het leven waren geroepen om bedrijven te ondersteunen ten tijde van de coronacrisis. Hierbij is ten onrechte gemeenschapsgeld uitgekeerd waar verdachte – en de medeverdachten – geen recht op hadden.

Aanleiding

Het strafrechtelijk onderzoek naar Verdachte en de medeverdachten is begonnen nadat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen op 10 juni 2020 en 29 oktober 2020 interne fraudemeldingen inzake V.O.F. ontving. Er werden door UWV-medewerkers vraagtekens gezet bij de documenten die door V.O.F. werden toegestuurd in het kader van de NOW en er was onduidelijkheid over aangiftes loonheffingen die door V.O.F. zouden zijn gedaan. Met de tijdelijke NOW ondersteunt de Nederlandse overheid ondernemers die door de coronacrisis in een bepaalde periode omzetverlies lijden bij de doorbetaling van hun personeel. Vanuit V.O.F. zijn voor NOW-1 tot en met NOW-6 aanvraagformulieren en bijlagen ingediend waarbij een schatting werd opgegeven van het omzetverlies. De voorlopige NOW-1 aanvraag van V.O.F. is afgewezen omdat er volgens het UWV geen loonkosten waren in de periode waarover de tegemoetkoming werd aangevraagd. De voorlopige NOW-2 aanvraag van V.O.F. werd op 8 juli 2020 afgewezen omdat de loonsom ontbrak en het loonheffingsnummer van V.O.F. was geblokkeerd. Nadat V.O.F. het loonheffingsnummer weer activeerde, is op basis van de aanvraag €96.288 NOW2-subsidie als voorschot uitgekeerd. Uiteindelijk werden vanuit V.O.F. definitieve aanvragen NOW1 en NOW2 ingediend met daarbij behorende derdenverklaringen van medeverdachte van AIK Management. Het vermoeden was dat de vanuit V.O.F. aangeleverde documenten bij het UWV ten behoeve van de aanvraag en verantwoording van de NOW-subsidie gebaseerd zijn op een gefingeerde werkelijkheid.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat Verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde. Ten aanzien van het witwassen is er sprake van het verhullen en omzetten van crimineel geld.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt dat volgens Verdachte V.O.F. een legitieme onderneming betreft met daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten en werkzaam personeel. Verdachte stelt nimmer wetenschap van of opzet op enige fraudeleuze handeling te hebben gehad. Er is hoogstens sprake van een civielrechtelijke kwestie waarbij V.O.F. abusievelijk geld van het UWV heeft ontvangen.

Subsidiair stelt de verdediging dat Verdachte ten aanzien van feit 1 en feit 2 handelde op verzoek van medeverdachte 2 (hierna: medeverdachte 2 ) en hij slechts de aan hem toebedeelde opdrachten heeft uitgevoerd. Hierdoor kan niet worden bewezen dat er sprake is geweest van feitelijk leidinggeven en dient Verdachte vrijgesproken te worden van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 3 stelt de verdediging zich primair op het standpunt dat Verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Het geldbedrag is abusievelijk door het UWV overgemaakt op de rekening van V.O.F., maanden nadat de aanvraag is gedaan, waardoor het causale verband tussen het benodigde gronddelict en de betaling van het geldbedrag ontbreekt. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat Verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het verwerven en/of voorhanden hebben van het geldbedrag. De overboekingen via de bank hebben immers niet bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. Ten aanzien van het tenlastegelegde overdragen en/of omzetten en/of gebruik maken refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank vindt – op basis van de bewijsmiddelen – bewezen dat Verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het als feitelijke leidinggever medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van deze geschriften, het als feitelijke leidinggever opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel zijn verstrekt, aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt en het witwassen van een geldbedrag van €96.000.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1:

De rechtbank stelt vast dat uit de bankgegevens van V.O.F. blijkt dat het bedrijf gedurende de tenlastegelegde periode geen reële omzet genereerde. Dit blijkt ook uit de gebrekkige– hoeveelheid goederen die het bedrijf inkocht dan wel verkocht. De bijlagen bij de NOW-aanvragen bestaan uit salarisstroken. Verdachte en de medeverdachten hebben echter geen uitsluitsel kunnen geven over hun taken binnen het bedrijf en de op de salarisstroken genoemde loonbetalingen kunnen niet kloppen, nu is gebleken dat het bedrijf geen inkomsten genereerde. Daarnaast kunnen vennoten – zoals medeverdachte medeverdachte 2 – geen werknemers zijn, en dus geen salaris ontvangen. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank dan ook vast dat de aanvragen en derdenverklaringen valselijk zijn opgemaakt en/of vervalst zijn en V.O.F. onjuiste gegevens heeft aangeleverd.

De verdediging heeft aangevoerd dat de eerste twee NOW-aanvragen niet door Verdachte zijn gedaan. De rechtbank stelt vast dat dit standpunt wordt weersproken door de verklaring van Verdachte dat hij bij de aanvragen de derdenverklaring heeft opgesteld en ingevuld en dus wel degelijk betrokken was bij de aanvragen. Gelet op de verhoudingen in het bedrijf kan het bovendien niet anders dan dat Verdachte de voor de aanvraag benodigde gegevens heeft aangeleverd. Daarnaast stond het telefoonnummer van Verdachte op de NOW-aanvragen en is Verdachte steeds degene geweest die contact heeft opgenomen met het UWV over het verloop van de aanvragen, waarvan het eerste contact op 28 april 2020 en dus nog vóór het indienen van de aanvraag voor NOW-2 plaatsvond.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2:

Uit de bewijsmiddelen en hetgeen over feit 1 is overwogen, volgt dat de aanvraag van de subsidie namens V.O.F. onterecht is ingediend, omdat V.O.F. – op basis van de ingediende valse stukken – geen recht had op subsidie. Verdachte beheerde de bankrekeningen van V.O.F. en hij heeft verklaard dat V.O.F. deze subsidie heeft ontvangen en dat hij het geld heeft overgemaakt naar zichzelf en de medeverdachten. De subsidie was bedoeld om noodlijdende bedrijven te ondersteunen bij het doen van loonbetalingen gedurende de coronacrisis. Door het op basis van valse stukken aanvragen van subsidie en deze aan te wenden voor andere doeleinden dan loonbetalingen, heeft V.O.F. misbruik gemaakt van de subsidie.

Feitelijke leidinggeven ten aanzien van feit 1 en feit 2:

Bij de beantwoording van de vraag of een Verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld ter zake van het feitelijke leidinggeven aan een door de rechtspersoon verrichte verboden gedraging, moet eerst worden vastgesteld of de rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan. Pas wanneer die vraag bevestigend wordt beantwoord, komt de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat de Verdachte aan die gedraging feitelijke leiding heeft gegeven. Zoals hiervoor is overwogen heeft de rechtbank vastgesteld dat V.O.F. een strafbaar feit heeft begaan en dat Verdachte een groot aandeel heeft gehad in de uitvoeringshandelingen van V.O.F. Verdachte was voorafgaand aan de tenlastegelegde periode directeur, gevolmachtigde en vennoot van V.O.F. Verdachte had een zodanige positie in het bedrijf dat hij – samen met medeverdachte medeverdachte 2 – de tenlastegelegde handelingen kon verrichten en hij heeft dat ook gedaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat Verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de strafbare gedragingen van V.O.F..

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3:

Voor een veroordeling voor eenvoudig witwassen is vereist dat Verdachte de bedragen in de tenlastelegging heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, dat die bedragen van misdrijf afkomstig zijn en dat Verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die bedragen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank stelt – op basis van het voorgaande – dat het bedrag dat door het UWV is overgemaakt van misdrijf afkomstig is nu V.O.F. hier geen recht op had. Dit bedrag is op de rekening van V.O.F. terechtgekomen en Verdachte had de feitelijke zeggenschap over deze rekening. Verdachte heeft bevestigd dat hij de bedragen heeft overgemaakt naar zijn eigen rekening en de rekeningen van de medeverdachten. Hiermee heeft Verdachte de bedragen voorhanden gehad en overgedragen terwijl hij wist dat deze bedragen afkomstig waren uit zijn eigen misdrijf, namelijk het onterecht aanvragen van een subsidie. De rechtbank kan op basis van het procesdossier niet vaststellen dat de bedragen zijn omgezet nu uit het procesdossier alleen volgt dat de bedragen zijn overgemaakt op de rekeningen van Verdachte en de medeverdachten.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: door een rechtspersoon medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van een vals/vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, waaraan Verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd

  • Feit 2: door een rechtspersoon opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel zijn verstrekt, aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt, waaraan Verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd (art. 323a Sr)

  • Feit 3: medeplegen van eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.


Zie ook de uitspraak van de medeverdachte (Rechtbank Amsterdam 13 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6647), die is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 200 uren voor het door een rechtspersoon medeplegen van valsheid in geschrift, waaraan Verdachte feitelijke leiding heeft gegeven en meermalen eenvoudig witwassen.

Print Friendly and PDF ^