Vervalsing van handtekening onder huurovereenkomst: taakstraf na vrijspraak voor oplichting en verduistering

Gerechtshof Amsterdam 9 december 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3690

De verdachte wordt vervolgd voor het valselijk ondertekenen van een huurovereenkomst. Hij zou zonder machtiging een handtekening hebben gezet onder een contract tussen de verhuurder en de huurders van een woonruimte in Amsterdam. Daarnaast wordt hem verweten dat hij zich onterecht heeft voorgedaan als verhuurder en de huursom heeft geïnd zonder de eigenaar daarvan op de hoogte te stellen.

De zaak kwam aan het licht nadat de echte eigenaar ontdekte dat het huurcontract was afgesloten zonder zijn instemming. De huurders hadden inmiddels een aanzienlijk bedrag overgemaakt aan de verdachte, die handelde via zijn bedrijf. Dit leidde tot aangifte en vervolging.

Tenlastelegging

De verdachte wordt beschuldigd van:

  1. Valsheid in geschrift (artikel 225 Sr): Hij zou op 16 januari 2020 in Amsterdam een huurovereenkomst hebben vervalst door een handtekening te plaatsen zonder daartoe bevoegd te zijn.

  2. Oplichting (artikel 326 Sr): Hij zou zich tussen 16 en 19 januari 2020 hebben voorgedaan als verhuurder of gemachtigde en daarmee huurders hebben bewogen tot betaling van een huurbedrag van € 9.785,-. De verdachte zou de borgsom en huursom hebben geïnd terwijl hij daar geen recht op had en de daadwerkelijke eigenaar niet op de hoogte was van de transactie.

  3. Subsidiair verduistering (artikel 321 Sr): Mocht oplichting niet bewezen worden, dan zou de verdachte zich het door hem ontvangen bedrag wederrechtelijk hebben toegeëigend terwijl dit aan de echte eigenaar toekwam.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal acht de feiten bewezen en vordert bevestiging van het vonnis van de politierechter: een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk. Volgens het Openbaar Ministerie heeft de verdachte misbruik gemaakt van zijn positie als bemiddelaar en is sprake van een strafbaar feit dat een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigt.

Standpunt van de verdediging

De raadsman stelt dat de verdachte geen intentie had om de huurders te misleiden en dat alle betrokkenen baat hadden bij de overeenkomst. Hij wijst erop dat de verdachte als bemiddelaar handelde en de intentie had om de huur te laten doorgaan. Daarnaast wordt gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte: hij is een first offender en heeft te maken gehad met het faillissement van zijn bedrijf, wat grote impact had op zijn gezin. De raadsman verzoekt het hof om een schuldigverklaring zonder strafoplegging, dan wel een aanzienlijke vermindering van de straf.

Oordeel van het hof

Het hof vernietigt het vonnis van de politierechter en komt tot een andere beslissing.

  • Vrijspraak voor oplichting: Voor een veroordeling wegens oplichting moet bewezen worden dat de verdachte een van de wettelijk vereiste oplichtingsmiddelen heeft gebruikt, zoals het aannemen van een valse identiteit, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels. Het hof oordeelt dat dit onvoldoende is komen vast te staan. Hoewel de verdachte zich bemoeide met het verhuren van de woning en de huur ontving, blijkt niet dat hij opzettelijk de huurders heeft misleid door gebruik te maken van een specifiek oplichtingsmiddel.

  • Vrijspraak voor verduistering: Het hof is van oordeel dat niet bewezen is dat de verdachte opzet had op het wederrechtelijk toe-eigenen van de ontvangen huurpenningen. Het enkele feit dat hij het geld heeft ontvangen en niet heeft doorbetaald aan de verhuurder, is onvoldoende om verduistering aan te nemen.

  • Bewezenverklaring valsheid in geschrift: De verdachte heeft op 16 januari 2020 een handtekening geplaatst onder een huurovereenkomst, terwijl hij daartoe niet bevoegd was. Dit geschrift was bestemd om tot bewijs van een feit te dienen en is door de verdachte opzettelijk vervalst. Hiermee heeft hij het vertrouwen in officiële documenten geschaad.

Strafoplegging

Het hof houdt rekening met de ernst van het feit, maar ook met het feit dat de redelijke termijn is overschreden. In hoger beroep heeft de behandeling langer dan de toegestane twee jaar geduurd, namelijk drie jaar en ruim zeven maanden. Het hof stelt vast dat dit deels te wijten is aan aanhoudingsverzoeken van de verdediging, maar acht de termijnoverschrijding desalniettemin relevant bij de strafoplegging.

In plaats van de geëiste 120 uur taakstraf legt het hof een taakstraf van 80 uur op, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Dit betekent dat de verdachte slechts 40 uur daadwerkelijk hoeft te verrichten, tenzij hij binnen twee jaar opnieuw een strafbaar feit pleegt.

Benadeelde partijen

De huurders hebben schade geleden door de dubbele huurbetalingen.

  • De huurders hebben een vordering ingediend voor € 7.050,- per persoon.

  • Het hof wijst € 2.362,50 per persoon toe als vergoeding voor de drie maanden dubbele huur die zij hebben betaald.

  • Voor het overige deel van de vordering is onvoldoende bewijs geleverd, waardoor dit wordt afgewezen.

  • De eigenaar van de woning heeft ook een schadevergoeding geëist, maar het hof acht niet bewezen dat hij rechtstreeks schade heeft geleden door de valsheid in geschrift en verklaart hem niet-ontvankelijk.

Conclusie

De verdachte wordt vrijgesproken van oplichting en verduistering, maar schuldig bevonden aan valsheid in geschrift. Het hof legt hem een taakstraf op van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en wijst een deel van de schadeclaims van de huurders toe.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^